Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Egbert Broer Kielstra

betekenis & definitie

Ned. beoefenaar der koloniale politieke geschiedenis. * 6 Maart 1844 te Leeuwarden, ✝ 1920. Genoot zijn opleiding aan de K.M.A. te Breda, in 1862 als luitenant-ingenieur van het O.I. leger naar Indië, werd 1879 majoor bij de genie, na in 1873 en 1874 als kapitein van dien dienst de eerste en de tweede Atjeh-expeditie te hebben meegemaakt. Bij de eerste werd hij gewond, bij de tweede kreeg hij cholera.

Verliet in 1884 den dienst met pensioen, was daarna tot 1888 en vervolgens van l891-’94 lid van de Tweede Kamer. In allerlei periodieken schreef hij artikelen op koloniaal-historisch, -politiek en -economisch gebied, o.a. als redacteur van het Ind. Milit. tijdschrift en van „Onze Eeuw” en als vast medewerker aan het Alg.

Handelsblad. Was langen tijd gouvernements-commissaris bij N.I.S., J.C.J.Lijn, K.P.M. en particulier commissaris van vsch. Ind. maatschappijen.

Zijn verdiensten werden erkend door benoeming tot ridder in de Orde van den Ned. Leeuw, tot luitenant-kolonel-titulair, en tot Staatsraad in buitengewonen dienst. In 1914 dr. hon. causa in de Ned. letteren door de Leidsche universiteit.

K. was een voorstander van een krachtige, zelfbewuste koloniale politiek.Voorn. werken: Beschrijving v. d. Atjeh-oorlog tot 1881; Indisch-Nederland; De Indische Archipel (beide laatste bundels koloniaal-historische opstellen); De vestiging v. h. Ned. gezag i. d. Ind. Archipel (posthuum). Olthof

< >