In ruimsten zin beteekent eenheidsschool: uniforme, kostelooze staatsschool, verplicht voor alle kinderen van het volk, zonder onderscheid van stand, godsdienst, geslacht. Wat neerkomt op: 1° de eenheidsschool in socialen,
2° in godsdienstigen,
3° in sexueelen,
4° in didactischen zin.
Nr. 1 keert zich tegen de standenschool, 2 tegen de confessioneele school, 3 tegen afzonderlijke scholen voor jongens en meisjes, 4 tegen het verschil in leerplan.
Tegen de sociale e. bestaan geen principieele bezwaren, maar daardoor de nivelleering der standen te willen bewerken is een illusie. De Ned. e. van 1920, tot stand gebracht door proportioneele schoolgeldheffing, heeft geen algemeene bevrediging gebracht.
Met de godsdienstige e. kan geen Katholiek vrede hebben; er valt onder:
a) de school, die iedere belijdenis uitsluit, de zgn. neutrale;
b) de school met interconfessioneel godsdienstonderwijs;
c) de zgn. simultaanschool, bezocht door leerlingen van verschillende belijdenis, die in alle vakken hetzelfde onderwijs krijgen behalve in den godsdienst, waarin iedere groep van haar eigen geestelijken of onderwijzers onderricht ontvangt; dit soort vond of vindt men in verschillende Duitsche landen; alle drie zijn volgens can. 1874 Cod. Jur. Can. te verwerpen.
De sexueele e. is zonder beperkende voorwaarden evenmin te aanvaarden; er zijn bezwaren van kinderpsychologischen, didactischen en moreelen aard, zoodra de jeugd in de differente jaren komt (omstreeks 11 jaar); zelfs in Amerika, het klassieke land der coëducatie (of beter: coïnstructie) zijn de nadeelen zoo ernstig gebleken, dat mannen als Stanley Hall ze rondweg erkennen.
De didactische e. in vollen zin is niet te verwerkelijken; het zou hierop neerkomen, dat op alle scholen op hetzelfde uur dezelfde les wordt gegeven volgens dezelfde methode uit dezelfde boeken. Gelijkheid van leerplan in groote trekken, zooals men die in Nederland kent, is niet te verwerpen, maar de Staat zou de vrijheid aantasten, als hij voor ieder vak de leerstof ging vaststellen of de te gebruiken boeken en leermiddelen voorschrijven.
Lit.: Rem. Stölzle, Prof. F. W. Foerster als Gegner der Einheitsschule (Langensalza 21919); Mare Dubruel S.J., L’école unique (Parijs 1926); fr. S.
Rombouts, Leerboek der Hist. Pedag. (1929). Rombouts.