Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Eenheidspartituur

betekenis & definitie

Ten einde het lezen van muziekpartituren te vergemakkelijken zijn vaak systemen ontworpen, die het gebruik van de zeven sleutels tot een minimum aantal terugbrengen en de te transponeeren noteering van instrumenten gestemd in Bes (Si-mol), A (La), F (Fa), enz. verwerpen. Reeds was in den loop der 19e eeuw ’t gebruik van de c-(ut)-sleutel uit de koorpractijk verdwenen.

In 1901 lanceerde Hermann Stephani (* 1887) een notatiesysteem voor orkestpartituren, waarin geen transposities meer noodig zijn en alles in g-sleutel genoteerd staat, met aanduiding van octaafteekens. Practisch realiseerde hij zijn systeem in een uitgave van de Manfred-ouverture van Schumann, in 1905 verschenen.

In 1902 stelde Aug. Serieyx (* 1865) het gebruik van drie sleutels voor, die tot één te herleiden zijn, wat feitelijk op hetzelfde neerkomt, als bij het systeem Stephani. (Zie: Vinc. d’Indy, Cours de Composition, 1r livre.)In 1907 spraken Schillings, Weingartner en Capellen zich uit voor beperking tot drie sleutels: viool-, alt- en bassleutel, alsmede tot opheffing van het transpositiebezwaar. In 1909 pleitte Umberto Giordano (* 1867) voor partituren, genoteerd in viool- en bassleutel (de altsleutel wordt vervangen door den vioolsleutel een octaaf lager te lezen) en zonder transposities. Bij Ricordi te Milaan verschenen volgens dit systeem de symphonieën van Beethoven en andere werken. de Klerk.

< >