groot fort, in den regel driehoekig, soms vierhoekig van plattegrond, in België omstreeks 1890 gebouwd in de ➝ kringvestingen Luik en Namen, door den generaal der genie Brialmont. Tegen veler overtuiging van dien tijd in, werd in deze forten, behalve de artillerie voor de nabij-verdediging en het vuur vóór de liniën tusschen de forten, ook geplaatst een groot deel van de artillerie voor het vuur op groote afstanden en den aanvankelijken strijd tegen de belegeringsartillerie, een en ander met het oog op eenhoofdige leiding en grootere ➝ stormvrijheid.
Nadeel: groote opeenhooping van doelen in een beperkte ruimte. De forten bestonden uit een beton-massief, waarom een hooge wal met droge, goed geflankeerde gracht.
Behalve de lichte vuurmonden op den wal en de artillerie voor grachtsflankement in kazematten en contres-carpkoffers, waren alle vuurmonden en zoeklichten opgesteld in pantserkoepels; de meeste hiervan stonden op het centrale betonlichaam, dat een te dicht bezet doel vormde. Bij de beschieting in 1914 geraakte bij vele koepels de bewegingsinrichting onklaar; de pantsers werden niet doorboord.
Het ongewapende beton is op verschillende plaatsen bezweken onder de zware beschieting met moderne mortieren van 21, 30,5 en 42 cm, o.a. op het Belg. fort Loncin, waar het kruitmagazijn werd getroffen. H. Lohmeijer.