Constant, Belg. letterkundige, * 1879 te Antwerpen; autodidact, eerst magazijnmeester, werd hij in 1908 vertaler bij het Belgisch Ministerie van Landbouw; sinds 1934 directeur van den Dienst voor Landbouwstatistiek en Landhuishoudkunde. E. is als letterkundige verwant aan de beweging van het tijdschrift Van nu en straks, sloot zich aan bij Jozef Muls en Karel van den Oever in het maandblad Vlaamsche Arbeid, dat hij met hen oprichtte.
Zijn werk is grootendeels van stichtelijken en didactischen aard. . Werken. Gedichten: Heimwee (1905); Kruisbloemen (1908); Bloeitijd (1913): Geestelijke Oorlogsliederen (1914); Levensweelde (1915); Een ruikertje van Onze Lieve Vrouw; Het antwoord van den wijze; De eenzame tuin (1929).
Proza: De Strijd (novellen); Gerechtigheid! (roman); België’s geest en hart tijdens den wereldkrijg: De gelukz. Anna van den H.
Bartholomeus: Het Licht (Bijbelsche schetsen); De vlucht (novellen). Tooneel: De Bruidschat; Drie bloempjes van St.
Franciscus; St. Franciscus’ Wereldvaart; Een klaverbladje uit den Karmeltuin; De Afgrond; Wat nog overbleef; Twee jongens; Naar ’t wereldeinde; De Plaatsvervanger. — Lit.: C.
Godelaine, Tooneelgids (14e jrg. nr. 7-8, 1928).