Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Edóuard Drouyn de Lhuys

betekenis & definitie

Fransch staatsman; * 19 Nov. 1805 te Parijs, ✝ 1 Maart 1881 aldaar. Diende eerst in de diplomatie (1830—’40), o.a. te Den Haag, waar hij zich verdienstelijk maakte bij de moeilijke onderhandelingen over de bevestiging van België’s onafhankelijkheid (1833—’36).

Daarna in de politiek trad hij op als tegenstander van de politiek van Guizot, en tot 1848 behoorde hij steeds tot de oppositie. Na de Februari-revolutie werd hij lid van het Constitueerend en daarna van het Wetgevend Lichaam gekozen.

Hij steunde Lodewijk Napoleon en werd door hem tot minister van Buitenlandsche Zaken benoemd (Dec. 1848). Onder de Tweede Republiek en het Tweede Keizerrijk nam hij vier maal deze hooge functie waar, nl. in Dec. 1848—Juni ’49, in Jan. 1851, in Juli 1852—Mei ’55 en Oct. 1862—Sept. ’66.

In het vervullen van zijn ambt was hij zeer zelfstandig (het expeditiekorps van generaal Oudinot naar Rome om den paus te helpen, was zijn werk; den Krimoorlog had hij willen voorkomen). Toen zijn plan om een Fransch-Oostenrijksch bondgenootschap tot stand te brengen, schipbreuk leed (1855), trad hij met geheel het ministerie af.

In 1864 bevorderde hij de totstandkoming van de Septemberconventie; na den slag bij Sadowa (1866) trachtte hij Napoleon III te bewegen om aan de zijde van Oostenrijk gewapenderhand tegen Pruisen op te treden en trad, toen hij hierin niet slaagde, af. Hij was senator van 1852 tot ’56 en nogmaals van 1865 tot ’70.

Sedert 1861 was hij een vrij lid (membre libre) van de Académie des Sciences morales et politiques. Na 1870 trok hij zich uit het openbaar leven terug.Werken: Histoire diplomatique de la crise oriëntale, etc. (Parijs 1858) ; Les neutres pendant la guerre d’Orient (Parijs 1868). Verder vsch. verhandelingen in de uitg. v. d. Acad. des Sciences morales et politiques.

Lit.: P. de La Gorce, Histoire du Second Empire (7 dln. Parijs 1894—1905); M. B. d’Harcourt, Les quatre ministères de M. D. (Parijs 1882). Lousse Johann Gustav Droysen Duitsch historicus en politicus; * 1808, ✝ 1884. In 1840 werd hij prof. te Kiel, in 1851 te Jena, in 1859 te Berlijn. Hij behandelde onderwerpen uit de oude en moderne geschied. en was een voorvechter van de hegemonie van Pruisen in Duitschland.

Werken: Gesch. Alexanders des Groszen; Gesch. der Diadochen (in een 2en druk samengevat als: Gesch. des Hellenismus); Freiheitskriege; Leben Yorks; Gesch. der preusz. Politik.

Lit.: Duncker, J. G. D. Ein Nachruf (1885). Zr. Agnes Antoine Gustave Droz Fransch letterkundige; * 9 Juni 1832 te Parijs, ✝ 22 Oct. 1895 aldaar. Zoon van den beeldhouwer Jules Antoine D. (* 1807, ✝ 1872).

Hij zelf beproefde het eerst in de schilderkunst en kwam eerst later tot de literatuur. Monsieur, Madame et Bébé (1866) kende een groot succes en verraadt sterke ontledingsgaven.

Overige werken: Entre-Nous (1867); Le Cahier bleu de Mlle Cibot (1868); Autour d’une Source (1869); Babolain (1872); Les Etangs (1874); Une femme gênante (1875); Tristesses et Sourires (1884); L’Enfant 1885) e.a.

Lit.: E. Zola, Romanciers naturalistes Parijs 1881). Willemyns Spiridon Dmitriewitsj Drozjin Russisch landelijk dichter uit de school van Soerikow; * 1848 te Nisowka (Twer), ✝ 1930 aldaar. De poëzie van D. is deze van een armen zwerver, die het eigen dorp, zijn lijden en zijn vreugden, niet vergeten kan, en toch meest den scherpen toon der sociale aanklacht vermijdt.

Werken: Verzamelde gedichten (1866—1888) ; Gedichten van den boer (1898); Autobiographie (1923). Baur

< >