Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Edelgesteente

betekenis & definitie

worden onderscheiden in echte edelgesteenten (juweelen) en half-edelgesteenten (siersteenen). De eerste moeten harder zijn dan kwarts, opdat ze niet op den duur door stof (dat steeds kleine kwartsdeeltjes bevat) worden gekrast.

In de mineralogische hardheidsschaal is dit dus minstens 7,5. De grens is overigens niet scherp te trekken.

Echte e. zijn: diamant, smaragd, robijn en saffier. Overgangen vormen: topaas, alexandriet, hyacinth, chrysoberyl (of cymophaan), turkoois, heliodoor en aquamarijn (voor deze, zie ➝ Beryll), Oostersche topaas, en Oostersche amethyst (voor deze, zie ➝ Korund), edele spinel (waaronder robijnspinel, ballas-robijn en rubicel) en de granaat-variëteiten: almandijn, pyroop en hessoniet.

Siersteenen zijn: chrysopraas, sardium, carneool, plasma, heliotroop, agaat, onyx (sardonyx), jaspis (alle zijn variëteiten van chalcedoon), opaal, amethyst, citrien (deze twee zijn gekleurd bergkristal), chrysolieth, jade, nephriet, toermalijn. Ook zijn nog te noemen lazuursteen en malachiet, welke weer een overgang vormen naar de sierbouwsteenen.

Zie plaat.In vroeger eeuwen werden de e. niet zoo scherp onderscheiden als thans. Robijn, saffier, smaragd en topaas waren meer soortnamen voor resp. roode, blauwe, groene en gele steenen. Zoodoende is het moeilijk uit te maken, welke e. in oude geschriften bedoeld worden. Met het toegankelijk worden van de geheele aardoppervlakte en de toepassing van moderne mijnbouwkundige methoden, zijn de e. veel overvloediger en daardoor beter bekend geworden dan vroeger, zoodat het mysterieuze waas, dat er omheen zweefde, verdwenen is. Verder kan men de meeste e. synthetisch maken, d.i. dezelfde chemische stof in denzelfden vorm laten kristalliseeren (➝ Robijn); hetgeen iets anders is dan de glazen imitaties (➝ Stras). Slechts bij diamant en smaragd is dit nog niet afdoende gelukt, zoodat deze alleen nog de ware juweelen zijn, waarvan een enkele steen soms een vermogen waard is.

Lit.: Standaardwerken: Bauer-Schloszmacher, Edelsteinkunde (31928-’32); G. F. Herbert Smith, Gemstones and their distinctive characters (41923). Verder: C. W. Cooper, The precious stones of the Bible (1924).

Zernike.

< >