oorlogvoering met onderzeebooten tegen de vijandelijke handelsschepen, zooals deze door Duitschland in den Wereldoorlog is toegepast. Volgens geldend volkenrecht moet een vijandelijk of neutraal koopvaardijschip alvorens in beslag te worden genomen worden aangehouden en doorzocht, ofwel moeten de scheepspapieren worden onderzocht.
Gebruik van geweld is verboden, behalve in geval van verzet, enz. Een in beslag genomen schip moet worden opgebracht naar een haven van de in beslag nemende partij.
Tot vorenstaande handelingen is de onderzeeboot slecht in staat. Haar optreden is verrassend en bestaat uit het in den grond boren van het handelsschip, soms zelfs zonder dit eerst te hebben gewaarschuwd; ook voor het in veiligheid brengen der opvarenden kan zij (door haar geringe afmetingen) niet zorgen.
Deze vorm van oorlogvoeren werd steeds scherper tengevolge van tegenmaatregelen van de Entente; ten laatste werd de scheepvaart in groote gebieden verboden verklaard, met als sanctie: torpedeering van elk in dat gebied aangetroffen schip zonder voorafgaande waarschuwing. Als motiveering is aangegeven, dat de onderzeeboot geen aanhouding kan doen, wegens het daaraan verbonden gevaar van overvaring, beschieting, enz. door het handelsschip.
De voornaamste tegenmaatregel was het in ➝ convooi varen der handelsschepen. Groote vaart, voortdurend van koers veranderen (zigzaggen) en camouflage behoorden mede tot de afweermaatregelen.
Om den duikbootoorlog objectief te beoordeelen, moet men in acht nemen, dat Duitschland ter zee geheel geblokkeerd was en niet in staat was met oppervlakteschepen tegen Engeland en Frankrijk op te treden. Om deze landen economisch en daardoor militair te treffen is het den duikbootoorlog begonnen.Door den onbeperkten duikbootoorlog werden de V.S. van Amerika in den oorlog betrokken, hetgeen een beslissende wending aan de krijgskans gaf. Zoo veroordeelde in den Wereldoorlog de wreede en moreel nauwelijks te rechtvaardigen duikbootoorlog zichzelf ook op politieke gronden.