Stad in het Pruisisch regeeringsdistrict Aken (provincie Rijnland), ligt rechts van de midden-Roer; 130 m boven zeeniveau; 40 000 inw., waarvan 90% Kath., 8% Prot. Knooppunt van de spoorlijnen Keulen—Aken—Verviers en Neusz—Bonn.
Belangrijke industrie: papier, metaalwaren, laken, glas, tapijten, suiker, chemicaliën. Merkwaardige gebouwen: deel van den ouden stadsmuur met torens; de Gotische kathedrale Annakerk (13e—16e eeuw), de Gotische Mariakerk, lakenhal (1450), korenbeurs (1588). Lips Dürer1° Albrecht, Duitsch schilder (zie pl.), teekenaar en graveur; * 1471 te Neurenberg, ✝ 1528 aldaar. Zijn vader was van Hongaarsche, zijn moeder van Duitsche afkomst. In 1486 in de leer bij Mich. Wohlgemut, bij wien hij 4 jaren bleef en de beginselen der schilderkunst grondig leerde. Na dien reisde hij 4 jaren door Duitschland (Colmar, Straatsburg, ook Bazel). Terug in Neurenberg, bleef hij er slechts een jaar om in 1495 zijn eerste reis naar Italië te ondernemen. Hier werd hij diep getroffen door den hoogen bloei der kunsten, vooral door het werk van Andr. Mantegna, en hij onderging er sterke invloeden, die zijn verderen stijl bepaalden. Dit verblijf schijnt van korten duur geweest te zijn en D. bleef hierna verschillende jaren in zijn vaderstad. Uit zijn vroegen tijd kent men vnl. een omvangrijk aantal gravures en teekeningen, bovendien heeft hij in die periode veel geteekend voor de houtsnede (zelf sneed hij niet in het hout), o.a. gaf hij in 1498 de beroemde Apocalypse uit. Vroege schilderijen zijn er maar weinige met zekerheid aan te wijzen; het schoonste voorbeeld ervan is zijn zelfportret van 1498 (Prado). In 1505 begon D. zijn tweede reis naar Italië en bleef er 2 jaren. Hij was lang te Venetië en voerde er eenige opdrachten uit. Na zijn terugkeer in Neurenberg in 1507 legde hij zich aanvankelijk speciaal op het schilderen toe, maar al spoedig (na 1510) keerde hij zich weer in hoofdzaak tot de gravure en houtsnede (o.a. groote en kleine „Passion” Marialeven e.a., in 1513 de gravure „Ridder, Dood en Duivel”, de Melancholie, S. Hiëronymus e.a.). Vanaf 1515 kreeg hij een jaargeld van keizer Maximiliaan en voerde vsch. werken voor hem uit. In 1520 ging hij weer op reis en wel naar de Nederlanden, waar hij lang te Antwerpen vertoefde. Hiervan bestaat zijn befaamd reisdagboek, waarin hij zijn indrukken, die zeer diep gingen en tot de meest verschillende gebieden zich uitstrekten (hij ontmoette o.a. Erasmus en Lucas van Leyden), uitvoerig neerschreef. Hij had groote bewondering voor en onderging zeer sterk den invloed van Ned. lamst. Sinds 1521 was hij terug in Neurenberg, waar hij zijn laatste levensjaren sleet en nog vele portretten schiep. Zie afb. t/o kol. 56 in dl. I en afb. t/o kol. 560 en 561 in dl. II.
D. is een der grootste kunstenaars van alle tijden. Hij was meer teekenaar dan schilder en de zekerheid, waarmee hij de teekenstift hanteerde, is verbluffend: moeilijkheden schenen er voor hem niet te bestaan. Zijn doordringende belangstelling, gedragen door een groote liefde, hield zich met alles, wat de wereld herbergt, bezig. Figuren, mensch en dier, architectuur, landschap, bloemen en planten, alles heeft zijn hand in pakkende natuurgetrouwheid verheerlijkt en vereeuwigd. Weinige portretten gaan psychologisch zóó diep en zijn daarbij zóó levenswaar als de zijne; zijn teekeningen bevatten een oneindig rijke schat van impressies, zijn aquarellen en gravures behooren tot het schoonste, wat op dit gebied ooit geschapen is. Hij stierf kinderloos.
Lit.: II. Wölfflin, Die Kunst A. D.’s (1908); S. Muller en J. Veth, D.’s Niederl. Reise (1916). Schretlen Naast de schilder- en graveerkunst beoefende D. de wiskunde en vestingbouwkunde. Hij behandelde o.a. hoogere vlakke krommen, halfregelmatige veelvlakken en benaderingsconstructies.
Werken: Underweysung der messung mit dem zirckel und richtscheyt in Linien, ebnen, und gantzen corporen. (Neurenberg 1525; Lat. uitg. Parijs 1532, 1555, Arnhem 1605); Institutiones geometricae (Parijs 1532); Etliche underricht zu befestigung der Stett, Schloss und Flecken (Neurenberg 1527, ’30, ’38; Lat. uitg. Parijs 1535). Dijksterhuis Als krijgsbouwkundige ontwierp D. een versterkingswijze ter vermindering van de uitwerking van ijzeren kanonskogels. Zware, gedeeltelijk met grond gevulde torens of basteien onderbraken de stadsmuren en beheerschten deze, het vóórterrein en het achtergelegen stadsdeel. H. Lohmeijer 2° Hans, Duitsch schilder en graveur, broeder van Albrecht; * 1490 te Neurenberg, ✝ 1538 te Krakau. Zijn kunst is een zwakke afstraling van die van zijn broeder.
Lit.: J. Beth, in Jahrb. d/Preuss. Kunstsamml. (XXXI 1910).