(Gr. myth.), nimfen, die leefden in de wouden en wier leven min of meer nauw verbonden was aan dat van een boom. De eigenlijke D. verschilden van de Hamadryaden voor zoover ze niet voor altijd gevangen zaten binnen in de boomen, die haar waren toevertrouwd.
Zij konden vrij ronddwalen, dansen rond de eiken en zelfs huwen met stervelingen. Eurydice, de vrouw van Orpheus, was een dryade.
Men stelde de d. voor in de gestalte van een flinke vrouw, wier lichaam eindigde in een soort arabesque. Het geloof in de d. en haar vereering schijnt vooral in Arcadië (Z.
Griekenland) ontwikkeld te zijn geweest.Weijermans.