waterdichte linnen zak, welke, gevuld met hooi, stroo, riet, biezen of twijgen enz., als drijflichaam nuttig aangewend kan worden voor het overtrekken van wateren. Uitgevonden door den ritmeester J.
Habert van het Fransche leger (radeau-sac Habert). De linnen zak weegt ca. 6 kg.
Voor het vullen zijn [noodig ca. 9 bossen stroo (40 kg). Het vullen moet zoodanig geschieden, dat de zijkanten strak en stijf zijn opgezet.
Ringen aan de zijkanten dienen tot het bevestigen van reddingslijnen en voor het aan elkaar koppelen van zakken. Het draagvermogen van een enkelvoudigen zak is 500 kg.
De eerste overtocht geschiedt pagaaiende; verdere overtochten hebben langs een inmiddels overgebrachte lijn plaats.[i]A. Lohmeijer[/i].