bij koolplanten is het verschijnsel, dat ontstaat ten gevolge eener beschadiging van de jonge blaadjes in het hart van koolplanten door de witte larven (1—2 mm lang) der galmug: Contarinia torquens d. M.
Het groeipunt kan afsterven of in rotting overgaan. Ook komen deze larven voor in de bladoksels; de basis van den bladsteel zwelt daardoor galvormig op en het blad groeit al draaiende krom.
Vooral bloemkool en roode kool, die aan d. lijden, leveren geen of een minderwaardig product. Er zijn meerdere generaties van deze galmug per jaar, vandaar een periodiek optreden der d.
In bepaalde jaren in het N. Hollandsch kooldistrict zeer schadelijk.J. Goossens.