Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Dorpskerk

betekenis & definitie

Van oudsher werd deze in grootte, verhoudingen, vormen en kleur aan het beeld van de plaats aangepast. In de middeleeuwen werd de d. dikwerf ingericht voor de verdediging, met zwaren toren als uiterste toevluchtsoord.

Daaromheen lag het kerkhof en onmiddellijk erbij de woning van den geestelijke. Bij den bouw van een d. moeten de grenzen in acht worden genomen in betrekking tot de economische verhoudingen; gerekend moet worden met de plaatselijke omstandigheden en handwerkers.Op het land zal de d. meestal vrij liggen; bij „weeropbouw” op de oude kerkplaats of op het kerkhof. Liefst moet de d. een verhoogde beheerschende ligging hebben. Merkwaardig is bij de Markische d. de dorpsweide en dorpsvijver. Een symmetrische opbouw is dikwerf én om practische redenen (om versplintering van de bouwplaats te voorkomen) én om aesthetische niet gewenscht. De muren zijn laag, de ramen niet te groot, in plaats van een toren is een dakruiter vaak beter. De overdekking met steenen gewelven is zeer goed, ook al om de beperkingen, waartoe deze den bouwer dwingen; een houten overdekking kan ook een behaaglijk, warm interieur geven. Nederland kan wijzen op verschillende goede voorbeelden van moderne dorpskerken.

L i t.: De Kath. kerken in Ned. (1906, groote uitg. o.l.v. dr. P. J. H. Cuypers, tekst door Jan Kalf); O. Hossfeld, Stadt und Landkirchen (1915). Thunnissen.

< >