Heilige, Ordestichter; * 1170 te Caleruega (Oud-Castilië) uit de vrome, niet adellijke ouders Felix de Guzman en de Z. Johanna de Aza, † 6 Aug. 1221 te Bologna.
Zijn eerste intellectueele vorming ontving hij van zijn oom, een priester in Gumiel de Izán, zijn philosophisch-theologische opleiding aan de kathedrale school van Palencia. Ca. 1198 volgde de priesterwijding en werd D. door bisschop Martinus Bazán kanunnik van het kathedrale kapittel van Osma.
In 1201 stierf Bazán en werd opgevolgd door Diego de Acebes. Met dezen leerde D. ca. 1205 tijdens een reis naar Italië de ketterijen der Albigenzen en Waldenzen in Z.
Frankrijk kennen en bleef daar in evangelische armoede prediken, eerst onder leiding van Diego en na diens vertrek naar Spanje aan het hoofd van een aantal volgelingen.In 1208 stierf Diego; zijn plan om predikers om zich te vereenigen, was door Dominicus toen verwezenlijkt. Dat D. in deze jaren den rozenkrans zou hebben gepredikt volgens opdracht van de H. Maagd is een legende. Sedert 1215 trad D. met zijn gezellen op als diocesaan prediker in georganiseerd verband onder leiding van Fulco, bisschop van Toulouse. De pauselijke goedkeuring van dit predikersinstituut, dat volgens D. waarschijnlijk en volgens Fulco wel zeker voor het bisdom Toulouse en omgeving was bedoeld, werd eerst verkregen, nadat D. op last van paus Innocentius III eeu reeds bestaanden regel gekozen had. De goedkeuring door paus Honorius III volgde 22 Dec. 1216. ➝Dominicanen.
Waarschijnlijk onder invloed en medewerking der Rom. Curie, bijzonder van kardinaal Ugolino en tegen den zin van Fulco, verbrak D. in 1217 de diocesane grenzen, waardoor de vereeniging van Predikbroeders zich vrij kon organiseeren en tot een universeele Orde ontwikkelen. Ook de volstrekte armoede van individu en klooster, reeds in 1216 onafhankelijk van Franciscus’ invloed besloten, werd nu practijk. Vandaar is 1217 het eindpunt in de ontwikkeling van Dominicus. De volgende jaren arbeidde hij aan de organisatie en uitbouw zijner Orde, ondernam reizen in Spanje, Frankrijk, Italië, stond in pauselijken dienst en trad als kloosterhervormer op. In 1217 legde hij te Prouille de grondslagen der vrouwelijke Tweede Orde. De Derde Orde ontstond eerst later.
Na een korte ziekte stierf D. in geur van heiligheid te Bologna; zijn lichaam werd in het koor der St. Nicolaaskerk bijgezet. Op 24 Mei 1233 werden zijn overblijfselen naar de nieuwe kloosterkerk overgebracht (wordt in de Orde herdacht) en in hetzelfde jaar begon het proces voor de heiligverklaring, die volgde 3 Juli 1234 bij bulle van paus Gregorius IX. Zijn praalgraf, waaraan verschillende kunstenaars, o.a. Michelangelo, werkten, is in de kerk S. Domenico. Feestdag 4 Aug.
In de geschiedenis van het Ordewezen heeft D. groote beteekenis, in zoover hij het kloosterleven met behoud van alle oude elementen in dienst stelde der zielzorg. Met een nuchter en scherp verstand ontwikkelde hij doelbewust zijn plannen onder leiding der Rom. Curie. Zijn leven en dood werden door vele wonderen verheerlijkt. D. is niet de stichter der inquisitie, noch de eerste inquisiteur. Ook is hij niet de eerste magister S. Palatii, welk ambt eerst later aan de Orde werd toevertrouwd.
Voorstelling. Van D. bestaat geen vast type, zoodat men hem op verschillende wijzen ziet afgebeeld: met of zonder baard, jeugdig of oud, lenig of gezet. Zijn meest voorkomende attributen zijn: de aureool (heiligheid), de lelietak (zuiverheid), het boek (wetgever), de ster boven of tegen het voorhoofd (waarheid), de rozenkrans (instelling v. d. rozenkrans) en de hond met fakkel (prediking); minder voorkomende zijn kerkgebouw, draagkruis. Hij wordt zoowel alleen als in groep van heiligen afgebeeld. Een telkens terugkeerend motief is D. in contemplatie naast het kruis (zittend of staand). Ontelbare malen werd D. door schilders en beeldhouwers, plaatsnijders en miniaturisten in zijn verschillende levensepisoden weergegeven, door Fra Angelico ong. 50 malen.
Lit. : B. Altaner, Der hl. Dominikus (Breslau 1922); Balme O.P., Lelaidier O.P. en Collomb O.P., Cartulaire ou histoire diplomatique de St. Dominique (3 dln. Parijs 1839—1901); H. Laurent O.P., Monumenta Historica S.
P. N. Dominici (I Parijs 1933); H. Lacordaire O.P., Vie de S. Dominique (Parijs 1840); D. Wijntjes O.P., Leven van den H.
Dominicus (’s Bosch 21914); P. Mandonnet O.P., St. Dominique, l’idée, l’homme et l’oeuvre (Gent 1921) ; B. Jarret O.P., Life of St. Dominic Londen 1924) ; H. Petitot O.P., Vie de St.
Dominique Parijs 1925); H. Scheeben, Der H. Dominikus (Freiburg i. Br. 1927); Gedenkboek zevende Eeuwfeest v. St. Dominicus (1934) ; H.
Holzapfel O.F.M., St. Dominikus und der Rosenkranz (Freiburg i. Br. 1903) ; X. Faucher O.P., Les origines du Rosaire (Parijs 1923) ; H. Lambermond O.P., Der Armutsgedanke des hl. Dominikus (1926); M.
Nieuwbarn O.P., St. Dominicus in de kunst (1904) ; L. Ferretti O.P., San Domenico, Biografia ed Iconografia (Florence 1921). Lambermond.