Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Domburg

betekenis & definitie

1° gem. in Zeeland op het eiland Walcheren. Ca. 1 300 inw., bijna allen Protestant; opp. 705 ha.

Klei, duinen en geestgrond, welke laatste goed beboscht is (prachtige wandelingen in de Manteling). Landbouw en veeteelt.

D. is een druk bezochte badplaats. Bus- en tramverbinding met Vlissingen en Middelburg.

In de zomermaanden is er gelegenheid op Zon- en feestdagen de H. Mis bij te wonen. C. v. d.

Broek.
In Romeinschen tijd stond hier een Nehalenniatempel; verschillende geloftesteenen met het beeld der godin Nehalennia en andere hier gevonden Romeinsche Oudheden zijn in het museum van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg en in het Museum van Oudheden te Leiden. Zij wijzen op de plaats, waar in de eerste eeuwen onzer jaartelling de angstige of dankbare reiziger zich tot de goden wendde met gelofte of dank, bij de vaart naar Brittannië.

Lit.: H. M. Kesteloo, Wandelingen door de voormalige smalstad Domburg (1871); J. H. Holwerda, Nederland’s vroegste geschiedenis (1918, 142); Voorloopige lijst Zeeland (1922, 30). F. Vermeulen.

2° Vroegere plantage aan de Suriname-rivier, ten Z. van den Paramond; sinds 1877 nederzetting voor den kleinen landbouw; met Paramaribo verbonden door een rijweg van 20 km.

< >