begraafplaatsen uit het laat-Neolithicum. Merkwaardig is, dat het volk, dat zelf nog in eenvoudige hutten leefde, zich zulke groote moeiten heeft gegeven om de geweldige steenen begraafplaatsen te bouwen.
De eenvoudigste dolmen bestaan uit eenige verticale draagsteenen, waarop een deksteen is gelegd. Veelal werd het omgeven door een aarden heuvel.
Men heeft ze gevonden in Skandinavië, Denemarken, Noord-Duitschland, Noord-West-Polen, Nederland, Groot-Brittannië, Ierland, Frankrijk, Spanje, Beneden-Italië, Bulgarije, het Noorden van Afrika, Syrië, Palestina en in de Krim en den Kaukasus. De latere vormen bestaan uit een groote grafkamer, met een langen overdekten toegang, meest in een heuvel ingebouwd.
De technisch meest volmaakte vormen vindt men in Spanje, Portugal, Bretagne en Engeland. Meermalen zijn de steenen met motieven versierd, die op riten schijnen te wijzen.
In Ierland in de bekende dolmen te Dowth en New-Grange tusschen Slane en Drogheda aan de Boyne had verbranding der lijken plaats onder aanbidding van den zonnegod. Het licht der zon treedt op een bepaald oogenblik door de inrichting der dolmen daar in en valt op een bepaald punt, terwijl allerlei concentrische cirkels en spiralen den zonnecultus duidelijk aanwijzen.
Men veronderstelt, dat de dolmen-architectuur in het Noorden van Portugal en finn.fha.nkp.lijk ervan in Noord-Europa is ontstaan. In West-Europa komen de dolmen meest in combinatie met menhirs voor.Lit.: J. Déchelette, Manuel d’Archéol. préhist., celtique et gallo-romaine (1908—1914). Beekman / Brandsma.