gem. en een van de elf steden in Friesland, N.O. van Leeuwarden; ca. 5 000 inw., waarvan ong. 80% Protestant, ruim 12% onkerkelijk en ruim 6% Kath.; opp. 210 ha. De Kath. vormen met de weinige geloofsgenooten uit een grooten omtrek de Noordelijkste parochie van het Friesche vasteland; Ameland en D. zijn de eenige parochies ten N. van Leeuwarden; de kapel op Schiermonnikoog hoort onder D.
De stad heeft goede verbindingen met andere plaatsen door een spoor- en tramlijn, door Ee en Dokkumerdiep.Geschiedenis. D. is een zeer oude nederzetting, begonnen op een terp. Reeds in den Rom. tijd moet er handel in het terpenland gedreven zijn en zeker waren vroeg in onze M.E. (8e-9e eeuw) handel en visscherij (garnalen) van D. belangrijk. D. lag aan den weg naar de Oostzeelanden. Het wapen (een halve maan met 3 sterren) gaat terug op het aandeel dat D. had aan den tocht naar Damiate. Het Admiraliteitshuis herinnert aan de dagen der Republiek, toen de Admiraliteit van Friesland hier korten tijd was gevestigd (in het begin der 17e eeuw verhuisde zij naar Harlingen).
Als handelsstad bleef D. lang van beteekenis. Thans is de handel gedaald tot winkelnering en tusschenhandel, waarnaast nog eenige nijverheid is gebleven. Tot 1729 stond D. door het Dokkumerdiep in open verbinding met de Lauwerszee. In dat jaar kwamen de Dokkumer Nieuwe Zijlen (= sluizen) gereed, waardoor het Dokkumerdiep, dat in den loop der eeuwen steeds kleiner was geworden, gekanaliseerd was. Door deze Zijlen kon tot de stichting van het stoomgemaal te Tacozijl Friesland’s boezem, in verband met de heerschende Z.W. winden en de laagafloopende ebbe der Lauwerszee, het best loozen.
Bezienswaardigheden in D. zijn het Admiraliteitshuis, het stadhuis, de waag en enkele trapgeveltjes en gevelsteenen. van der Meer.
Dokkum is bijzonder bekend als de plaats van den marteldood van den H. ➝Bonifatius en Gezellen in 755. Reeds zeer spoedig werd ter herinnering hieraan te Dokkum op een daarvoor opgeworpen terp, thans het centrum der stad, een klooster voor Benedictijnen gebouwd, later omgezet in een Norbertijnen-abdij. Deze lag aan de Noordzijde van de tegenwoordige Markt, de abdijkerk lag ongeveer in het midden van de Markt, evenwijdig met de parochiekerk, thans in gebruik bij de Ned. Herv. Gem., in vroeger eeuwen door de abdij bediend. De gebouwen waren onderling door een kloostergang verbonden, waarvan alleen in de Prot. kerk een spoor aanwezig is.
In het verhaal van den bouw des kloosters, nog uit de 8e eeuw, wordt reeds melding gemaakt van de St. Bonifatiusbron, waaraan sindsdien de gedachtenis en vereering van den H. Bonifatius verbonden is. De bron, oorspronkelijk een poel in een dichtbij de stad gelegen weiland, is thans in het midden van een plein in de stadsuitbreiding opgenomen.
Tegenover de bron is eenige jaren geleden door de Katholieken een processiepark aangelegd, waarbij later nog een bedevaartskapel is gebouwd. Dit is de herleving van een oude devotie. In het verhaal eener kruistochtprediking door Oliver in de 12e eeuw wordt reeds melding gemaakt van een pelgrimstocht naar Dokkum door 12 000 personen. Thans telt de jaarlijksche nationale bedevaart twee tot drieduizend personen, terwijl daarnaast een tiental andere bedevaarten het heiligdom bezoeken. In de kerk worden nog twee oude kazuifels bewaard, welke uit den tijd van den H. Bonifatius zouden stammen, doch hoewel zeer oud, toch niet zoo oud mogen worden geacht.
Nog wordt in de kerk een gedeelte van den schedel van den H. Bonifatius vereerd, het andere gedeelte is in de kerk te Fulda, waar de Heilige werd begraven. Brandsma.