Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Divitiácus

betekenis & definitie

Vorst der Aedui in Gallië, bondgenoot der Romeinen, riep in 60 v. Chr.

Caesar’s hulp in tegen Ariovistus en verkreeg van Caesar genade voor zijn broeder Dumnorix en voor de Bellovaci. Davids Divitis1° Antonius (de Rijcke, le Riche), ca. 1500 kapelzanger te Brugge, daarna in dienst van Philips den Schoonen te Brussel; ✝ ca. 1515 als kapelzanger van Lodewijk XII van Frankrijk. Buiten enkele polyphonische liederen en motetten (bijv. in Petrucci’s Motetti della corona) bezit men van D. hoofdzakelijk geestelijke werken (bijv. een 4-st. mis, te Kamerijk berustend; een andere 4-st. te Rome). Lenaerts

2° Jan (ook: De Rycke), Kartuizer in zijn geboortestad, kerkelijk schrijver; * ca. 1412 te Gent, ✝ ca. 1470. Hij was een geleerd en vruchtbaar schrijver, wiens werken oudtijds in zijn klooster bewaard bleven.

Lit.: Biogr. Nat. Beige; Dict. De Seyn Divodurum (ant. geogr.), tegenw. → Metz.

< >