Stad in de prov. Namen, aan de Maas; opp. 1 834 ha; ca. 6 600 inw.; toeristenplaats, geschikt voor luchtkuur.
Reeds in de 12e eeuw was D. een centrum der geelgieterskunst, bekend als „dinanderie”. De stad heeft slechts weinig oude bouwwerken behouden.
De O. L.
Vrouwekerk, uit de 2e helft der 13e eeuw, is een vroeg-Gotische kruisbasiliek met een Westtoren, welks bekende peervormige bekroning (ca. 1600) in 1914 is verwoest. Het raadhuis (17e en 18e eeuw) bezit eenige schilderijen van Wiertz.
De 100 m hoog gelegen citadel, in 1821 door de Ned. regeering opgetrokken, is in 1878 opgegeven en thans -vervallen. Verdere merkwaardigheden: Grot en hoven van Mont-Fat (voorhistorische spelonken); toren van Mont-Fort; grot La Merveilleuse; rots Bayard.
Bekend zijn ook de Dinanter koeken.Lit. : Schayes, Histoire de l'arch. en Belgique (blz. 161-162); Dinant, eine Denkschrift (München 1918); W. Randolph, The churches of Belgium (Londen 1919, 99). Ghoos/F. Vermeulen Geschiedenis. In de stad zijn sporen gevonden van een Romeinsche vestiging. In 1070 komt ze onder den bisschop van Luik en blijft tot aan de Fr. Revolutie leengoed van het bisdom.
Hoogtepunt van bloei begin 15e eeuw. D. werd o.a. veroverd door Karel den Stouten (1466) en door Lodewijk XIV (1675). Onder den Wereldoorlog werd D. op 23 Augustus 1914 door de Duitschers genomen en voor een groot deel verwoest.