Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Diluvium

betekenis & definitie

(Pleistoceen of IJstijd) is de naam van het geologische tijdvak, dat onmiddeilijk aan den tegenwoordigen tijd voorafging, en tevens van de afzettingen, welke in dit tijdvak gevormd werden. De naam werd in 1820 door Buckland gegeven en beteekent „zondvloed”, omdat hij de afzettingen uit dezen tijd als vormingen van den zondvloed meende te herkennen.

De groote geologische gebeurtenis, waardoor deze periode een eigen karakter heeft, was de vorming van groote landijskappen in Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika. Eenige malen smolt dit ijsdek voor een groot gedeelte weg, zoodat men in Europa vier ijstijden in engeren zin onderscheidt; van ouder naar jonger de Günz-, Mindel-, Riss- en Würm-ijstijd. Hiervan was de derde de grootste, tijdens welke ook Nederland ongeveer tot de lijn Nijmegen—Wageningen —Amsterdam door het landijs bedekt was. Door deze gletsjers werd zeer veel materiaal uit Zweden, Noorwegen en Finland naar het Zuiden getransporteerd en dit bedekt ook o.a. het Noordelijk deel van Nederland. De daarbij aangevoerde groote steenen werden o.a. voor het maken van hunnebedden gebruikt.

Gedurende deze ijstijden hadden de rivieren zeer veel smeltwater af te voeren en hadden daarbij een geweldig transporteerend vermogen. Gedurende de beide eerste ijstijden spreidden Rijn en Maas een zand- en grindkegel over geheel Nederland, in de latere ijstijden alleen in het Zuiden. De Noordzee heeft in dien tijd niet bestaan, want in Engeland bij Yarmouth zijn nog rivierafzettingen met gesteenten uit het Rijngebied gevonden. Er leefden toen nog in Europa drie soorten olifanten, o.a. de mammouth, verder twee neushoornsoorten, een nijlpaard, reuzenhert, holenbeer en holenleeuw. De mensch treedt voor het eerst in deze periode op. Een paar ijstijden heeft hij zeker meegemaakt. In oudere (Tertiaire) afzettingen zijn nooit cultuurresten gevonden.

De tijd, verloopen sinds het ijs zich definitief begon terug te trekken, is door baron de Geer berekend op 12 000 jaar. Hij ging daarbij uit van de gedachte, dat de gelaagdheid van afzettingen voor een gletsjer verklaard moet worden door een jaarlijks afsmelten van het ijs in den zomer en daardoor vorming van een sliblaagje in het voorland en stilstand in den winter. Door langdurige onderzoekingen, waarbij deze laagjes over 800 km afstand geteld werden, kwam hij tot die conclusie. Omtrent den totalen duur van het Diluvium varieeren de schattingen tusschen 100 000 en 500 000 jaar. v. Tuijn Dimbovitsa of Dambovita (III672 FG 2), rivier in Roemenië, ontstaat op de Transsylvaansche Alpen, stroomt door Boekarest, is onbevaarbaar en mondt uit in de Argesu.

< >