Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Dikhuidigen

betekenis & definitie

Dikhuidigen of veelhoevigen (Pachydermata of Multungula) werden vroeger als een orde der zoogdieren beschouwd, waartoe behoorden: de snuitdieren of olifanten (Proboscidea), de nijlpaarden (Hippopotamidae), de borsteldragende dieren of zwijnen (Suidae), de tapirs (Tapiridae) en de neushoorns (Rhinocerotidae). De moderne systematiek maakte de volgende verdeeling: de orde der snuitdieren, de orde der onevenhoevigen (Perissodactyla), waartoe de neushoorns en tapirs behooren, en die der evenhoevigen (Artiodactyla), die gevormd wordt door de zwijnen, nijlpaarden en herkauwers. Keer Dikir Indische uitspraak van Arab. dhikr (dh uitspreken als de th in Engelsch that, this), dat eigenlijk vermelding beteekent, nl. van den naam van God, en vandaar veelal de aanduiding is van een rite, die leden van mystieke broederschappen (→ Tarékah) in acht nemen en die hierin bestaat, dat zij zichzelven op de maat en onder begeleiding van lichaamsbewegingen tot een staat van extase brengen door voortdurend in bepaalde formules Gods naam uit te spreken.

Een andere naam is ratib. → Daboes.Lit.: Snouck Hurgronje, The Achehnese (II, 216 vlg., speciaal noot 2). Berg Dikkebusch Gem. in West-Vlaanderen, ten Z.W. van Ieperen. Ca. 1100 inw.; opp. 1010 ha. Bekend is de vijver van D. (25 ha). Kleistreek; heuvelachtig land. Vroeger een uitgestrekt woud: Thicabusca? Heeft veel geleden door den Wereldoorlog.

< >