Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Diersymboliek

betekenis & definitie

is ontstaan uit een bij alle volken voorkomend cultuurverschijnsel, nl. het personifieeren van de natuur, hetzij als een poëtische gedachte, hetzij als een symbool. Zoo vereenzelvigden de Egyptenaren hun goden met de aan dezen toegewijde dieren en is bijv. de stier Apis het symbool van den zonnegod Re.

Het Christendom nam de diersymboliek als didactisch middel over; zoo geven de catacomben bijna uitsluitend symbolische dieren: het lam en de visch voor Christus, de duif voor den H. Geest; de phoenix symbool van onsterfelijkheid en de pelikaan van liefde.

In latere kunstperioden komen de dieren zoowel symbolisch als ornamenteel voor. Zoo kent de Karolingische kunst het dier voornamelijk in het ornament; evenzoo moet men de vele monsterfiguren in Romaansche plastiek, die de H.

Bernardus zoo afkeurde, als ornament opvatten. Het streven van eenige iconografen, o.w.

Mad. Félicie d’Ayzac, om alle dieren, voorkomende in Romaansche en Gotische plastiek, symbolisch te verklaren, mist allen grond.

Immers in het klassieke handboek van diersymboliek, de „Physiologus” uit de 2e eeuw, in 4e eeuw vertaald, worden slechts 6 dieren genoemd, die dienst deden als Christelijke symbolen, nl. de leeuw, de vogel Chaladrius, de pelikaan, de phoenix, de struisvogel en éénhoorn. Zeker symbolisch op te vatten zijn verder: de 4 mystieke dieren, symbolen der Evangelisten, en de aspis en basilisk, fabeldieren, in de H.

Schrift genoemd, die dood en zonde beteekenen. Zoo staat „Le beau Christ d’Amiens” op 4 symbolische dieren: aspis, basiliscus, leeuw en draak.Lit.: Karl Künstle, Iconographie der Christlichen Kunst (I 1928); E. P. Evans, Animal Symbolism in ecclesiastical architecture (Londen 1896). Terlingen-Lücker.

< >