Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Diego Rodriguez de la Silva Velazquez

betekenis & definitie

(Velasquez), Spaansch schilder, gedoopt 6 Juni 1599 te Sevilla, † 6 Aug. 1660 te Madrid. Telg uit het adellijk Portugeesch geslacht Silva. Leerling van Herrera en van F. Pacheco, wiens schoonzoon hij in 1618 werd.

V. begon als realist in den stijl van Caravaggio en Ribera tafereelen uit het volksleven (Bodegones) en stillevens te schilderen, die warm, maar zwaar van kleur zijn en waar de plastiek der vormen sterk spreekt. Door Juan de Fonseca in 1622 naar Madrid geroepen, werd hij spoedig hofschilder van Philips IV, welke functie hij tot zijn dood toe heeft bekleed. Het grootste deel van V.’s oeuvre bestaat uit portretten van leden der koninklijke familie en personen uit de omgeving van het hof. Er bestaan slechts weinig religieuze voorstellingen van zijn hand [Aanbidding der Koningen (1619), Crucifix (ca. 1640), Kroning van Maria (ca. 1651-’55), alle in het Prado], Te Madrid onderging V. den invloed van Titiaan’s koloriet (o.a. te constateeren in het stuk „Bacchus en de Drinkers”, 1629, Prado).

Van 1629 tot 1631 bevond V. zich in Italië en ondervond den invloed van Tintoretto en Titiaan, wiens kunst hij reeds uit de schilderijencollectie der Spaansche koningen kende. Langzaam overwint hij nu de zware schaduwen uit zijn vroegen tijd; een koele zilverachtige toon treedt als verbindend element in de plaats van de krasse contrasten. Steeds meer gaat hij modelleeren met licht-contrasten en werkt hij met valeurs; toonverschillen dus in plaats van kleurverschillen.

V. wordt steeds duidelijker „Le peintre le plus peintre, qui fût jamais”, gelijk Burger hem heeft genoemd.

De plastische vorm der onderdeelen wordt niet meer geaccentueerd; deze zit er als het ware anatomisch juist onder, maar wordt door licht en atmospheer opgenomen. Zijn werken worden daarbij gekenmerkt door groote spontaneïteit in de voordracht en een sterke synthese in het weergeven der vormen, waardoor het geheel een zeer levendigen indruk maakt.Een hoogtepunt aan V.’s kunst is in dit opzicht het in een scala van roode tinten geschilderde portret van paus Innocentius X (Palazzo Doria, Rome), dat tijdens V.’s tweede Italiaansche reis ontstond (1649-’51). Het Prado te Madrid bezit de rijkste collectie portretten van dezen genialen schilder, die de meest onbeduidende persoonlijkheden (idioten, hofnarren) met zijn hooggestemde ziel wist te adelen en met een diepe menschelijkheid wist te doordringen. Naast portretten schilderde hij een enkelen keer historiestukken (Overgave van Breda, 1639-’41, Prado) en mythol. onderwerpen (Venus, ca. 1655, Londen). Met steeds minder middelen weet V. steeds meer picturale effecten te bereiken, tot hij ten slotte in het beroemde doek „Las Meninas” (ca. 1656, Prado), het interieur met de prinses en haar dwergen, de samenvatting geeft van al zijn kunnen. Een zijner laatste werken „de Spinsters” (Prado) is een groot genrestuk, op sterk impressionistische wijze opgevat. In spontaneïteit van voordracht en als toon- en valeurschilder is V. zijn tijd ver vooruit; met zijn tijdgenooten heeft deze geniale schilder de vastheid van teekening met den weloverwogen bouw en groepeering gemeen.

Het geestelijk element van V.’s kunst wordt gekenmerkt door een fijn gestemd realisme, waaraan de portretten hun doordringende karakteristiek danken. Lit.: G. Justi, V. und sein Jahrhundert (1933, Phaidonverlag); Aug. L. Mayer, V. (1925); H. Kehrer, V. (1920); W. Gensel, V. (Klassiker der Kunst 1908).

Korevaar-Hesseling.

< >