Diadochen - (Gr., = opvolgers) worden in de geschiedenis de generaals genoemd, die, gevormd door Alexander den Grooten en zijn vader Philippus, na Alexander’s dood onderling oorlog voerden om het rijk te verdeelen. 45 jaren duurden de oorlogen der D. (323-276 v. Chr.), eer het rijk definitief verdeeld was, een tijd van versnippering en krachtsverspilling, die wel kan wijzen op heldhaftige, ridderlijke en bekwame figuren, maar een algemeene uitputting ten gevolge had. Ook wordt wel het jaar 301 v. Chr., slag bij Ipsus, als het einde van den tijd der D. beschouwd.
De voornaamste D. waren: Perdiccas, Lysfmachus, Ptolemaeus, Leonnatus, Eúmenes, Seleucus, Antigonus, Antipater, Craterus, Demétrius Poliorcetes, Pyrrhus. De Diadochenoorlogen eindigden met de troonsbestijging van Antigonus I Gonatas in Macedonië, 276 v. Chr.; in drie groote rijken was Alexander’s monarchie verdeeld: Egypte, onder de Ptolemaeën, het Syrische rijk der Seleuciden en Macedonië onder Antigonus en zijn opvolgers, tot Perseus (179-168 v. Chr.). Daarbij kwamen een groot aantal vrije steden en kleine staten, meer of minder onafhankelijk, en in Griekenland twee statenbonden: de Achaeïsche en Aetolische bond. De tijd der D. is de inleiding van de beschavingsperiode, die men het ➝ Hellenisme of Hellenistische cultuur noemt.
Davids.