Denys - 1° Edmond, priester, sociale werker, schrijver. * 10 Mei 1865 te Roeselare, ✝ 14 Febr. 1923 te Lichtervelde. Leeraar te Brugge in 1889 en medewerker aan ➝ Biekorf, werd hij in 1902 de eerste aalmoezenier der Vlaamsche arbeiders in Frankrijk, „de Franschmans” genaamd.
Hij was er de rechte man op de rechte plaats, die wonderen deed. In Juli 1914 pastoor benoemd te Klerken, moest hij na enkele weken voor het Duitsch geweld vluchten. In 1921 hernam hij zijn levenswerk bij de „Franschmans”, maar hij was gebroken en bezweek na 2 jaar. Gedenkteeken te Roeselare.
Voorn. werken: Onafhankelijk Congoland (2 dln. 1900); Uitgedreven (1922). Allossery.
2° H., Belgisch arts, die gewerkt heeft op immuun-biologisch gebied (➝ Immuniteit). Vervaardigde o.a. het naar hem genoemde tuberculine, dat gebruikt is bij de behandeling van tuberculeuze patiënten. * 1857 te Ruiselede, ✝ 1932. Was prof. aan de universiteit te Leuven.
Wynands.
3° (Ook: Dionysius), Henricus, Jezuïet; * 1518 te Nijmegen, ✝ 8 Nov. 1571 te Maastricht. Kanunnik der St. Stevenskerk te Nijmegen. Trad in 1554 te Rome in de Sociëteit van Jesus.
Leeraar te Keulen. Rector der universiteit van Dillingen. Van 1564 tot zijn dood werkzaam te Maastricht.
Lit.: Studiën (LXVI, 233 vlg.); Haakman, Levensschets van Henricus Dionysius, apostel van Maastricht.
v. Hoeck.
4° Jacob, schilder te Antwerpen; * 1644, ✝ 1708; leerling van Jordaens en van zijn vader Frans. Hij was lang in Italië, waar hij o.a. te Mantua groote opdrachten kreeg.
Lit.: van den Branden, Antw. schilderssch.; v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex.