Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Dekan

betekenis & definitie

Dekan - (Sanskr. daksjina = Zuidland), het driehoekig schiereiland van Voor-Indië, in het N. grenzend aan het Indus-Gangesgebied, naar het Z. uitloopend in Kaap Comorin. Het is grootensdeels een opgeheven schiervlakte uit archaeïsch en primair gesteente bestaand, dat in het N.W. onderduikt onder de vulkanische gesteenten van het presidentschap Bombay, de zgn.

Deccan Traps (vgl. Regoer). Het Westen heeft tamelijk hooge randen, de West-Ghats, die een vrijwel gesloten bergketen vormen, naar het Zuiden uitloopend in de Nilgiri-heuvels, die door een laagte, de Palghat, gescheiden zijn van de Cardamon-heuvels. De Oostelijke rand, de Oost-Ghats, is op meerdere plaatsen door open rivierdalen doorbroken. Hier stroomen de rivieren de Godawari, de Kistna en de Cauveri. Vóór de West-Ghats strekt zich een smalle kustvlakte uit, de kust van Malabar; vóór de Oost-Ghats heeft zich een goed vruchtbare, alluviale en goed besproeide kustvlakte gevormd, de kust van Coromandel.

Het klimaat wordt beheerscht door den Z.W. moesson, die in de zomermaanden langs de randen veel, op de hoogvlakte minder regen brengt. Langs de westhelling zware woudgroei (o.a. van teakhout) en boomcultures, o.a. van rubber, kokos, koffie en thee. Op de hoogvlakte en in de Oostelijke kustvlakte landbouw, meestal met behulp van bevloeiing. Op de hoogvlakte door middel van vijvers, zgn. tanks; in de kustvlakte met behulp van kanaaltjes, welke het water van de rivieren ontvangen.

De bevolking bestaat grootendeels uit ➝ Drawida’s. Dekan is deels rechtstreeks bestuurd gebied, bestaat gedeeltelijk uit vazalstaten, waarvan de voornaamste zijn: Haiderabad met de gelijknamige hoofdstad en Maisoer met de hoofdstad Bangalore. De Centrale Provinciën vormen den overgang naar het Indus-Gangesgebied.

G. de Vries.

< >