Decimale classificatie - Elke classificeering maakt, ter onderscheiding van de onderdeelen, gebruik van symbolen, waarvan letter- en cijferteekens de meest voorkomende zijn. Cijfers hebben op letters vóór, dat zij over de geheele beschaafde wereld verstaan worden en dat zij een volkomen onwrikbare opvolging hebben.
De groote verdienste van den Amerikaanschen bibliothecaris Melvil Dewey (1851—1931) is niet, dat hij voor zijn stelsel van bibliotheek-rubriceering de cijfers van ons decimale stelsel als onderscheidende symbolen koos, maar dat hij vernuftig partij trok van een eigenaardige eigenschap van decimale getallen als rangwoorden gebruikt. Geheel anders dan bij geheele getallen blijft bij decimale getallen door achtervoeging van een nieuw cijfer het nieuwe getal als ranggetal toch steeds vlak achter het oorspronkelijke decimale getal. Een 8, geplaatst achter het decimale getal 0,2, levert 0,28 op; een 7 achter 0,3 levert 0,37 op. Rangschikt men deze decimale getallen, dan nemen zij de volgorde 0,2; 0,28; 0,3; 0,37 aan. Geheele getallen daarentegen zouden als rangorde aannemen: 2,3, 28, 37.
Van deze eigenschap gebruik makend, verkreeg Dewey de beschikking over een onbeperkte reeks symbolen voor de onderverdeeling zijner classificatie, zonder dat ook ooit hernummering van eenmaal gegeven aanduidingen noodig zou zijn wanneer de ontwikkeling der wetenschap, techniek enz. uitbreiding van onderverdeeling noodig zou maken. De signeering door gebruikmaking van decimalen als rangcijfer levert onbeperkte classificeeringsmogelijkheden.
Daar in de practijk de decimale aanduiding „0”, weggelaten wordt, schijnt Dewey echter gebruik te maken van geheele getallen, en wel: 0 voor algemeene werken, 1 voor wijsbegeerte, 2 voor godsdienst, 3 voor sociologie, 4 voor taal, 5 voor exacte wetenschappen, 6 voor techniek, 7 voor kunst, 8 voor letterkunde, 9 voor geschiedenis en aardrijkskunde. Deze cijfers worden door achtervoeging van 0 tot en met 9 tot symbolen voor een honderdvoudige onderverdeeling vermenigvuldigd; en deze weer opnieuw tot symbolen voor een onbeperkte reeks van onderverdeeling.
Wat Dewey in 1876 voor zijn Decimal System of Classification begon toe te passen en in een reeks latere drukken ten gerieve van de talrijke Amerikaansche Public Libraries steeds méér uitwerkte, laat zich natuurlijk ook voor vele andere dan bibliotheek-doeleinden gebruiken: administratie en registratuur, fabrieken en landbouw, enz. Het is echter vooral op bibliotheekgebied en dan vooral in de Vereenigde Staten, dat Dewey’s vernuftige signeering op groote schaal wordt toegepast.
Het Institut International de Bibliographie te Brussel heeft door de uitgave in 1905 van het Manuel du répertoire bibliographique veel tot verspreiding van de kennis van het decimale systeem in Europa bijgedragen. De laatste omwerking in vier deelen verscheen tusschen 1927 en 1933 onder den titel: Classification décimale universelle. Men houde evenwel steeds in het oog, dat Dewey een bibliotheek-classificatie gaf en Brussel een bibliographisch systeem.
De bezwaren tegen het decimale systeem gelden deels Dewey’s vaak zeer aanvechtbare rubriekindeelingen, deels de gewrongenheid der rubriceering als gevolg van de onontkoombare uniforme tiendeelige verdeeling en signeering. Een en ander verklaart de weinige neiging in Europa om in andere dan kleine bibliotheken het stelsel-Dewey integraal of partieel in te voeren.
Greve.