Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Decentralisatie

betekenis & definitie

Decentralisatie - De vervulling van de overheidstaak is in Ned. en België in belangrijke mate gedecentraliseerd, d.w.z. die taak is verdeeld over verschillende min of meer zelfstandige organen. Men kan onderscheiden: decentralisatie naar de functies van de overheid, en plaatselijke decentralisatie.

Soms ook loopen beide vormen dooreen. De hoofdvorm van decentralisatie naar functie is die, welke verband houdt met de leer der zgn. → trias politica of scheiding der machten. Volgens deze leer worden de functies der overheid onderscheiden in wetgeving, uitvoering of bestuur, en rechtspraak. Ieder van deze functies wordt in het Rijk uitgeoefend door afzonderlijke organen. Decentralisatie naar functie kan ook, althans in een beperkte mate, geschieden door middel van zoogenaamde → delegatie, waarbij een overheidsorgaan een gedeelte van de op hem rustende taak overdraagt aan een ander orgaan, dat tot de behartiging daarvan beter in staat is.

Voorts maakt in Ned. de Grondwet verdere decentralisatie mogelijk door de bepaling (art. 194), dat ook nieuwe organen met verordenende bevoegdheid in het leven kunnen worden geroepen. Hierdoor is o.a. de mogelijkheid geopend wetgevende functie op te dragen aan organen, voortgekomen uit den kring der onmiddellijk belanghebbenden; men denke bijv. aan de bedrijfsraden, aan zgn. havenschappen, enz. Plaatselijke d. treft men in Nederland en België aan door de regeling van de bevoegdheden van de organen der → provincies, → gemeenten en → waterschappen (in België → polders en → waterschappen genoemd). Aan deze organen is opgedragen de zelfstandige behartiging van de eigen belangen dier lichamen, zgn. autonomie of -→ zelfbestuur; voorts kan de Regeering deze organen belasten met de uitvoering van rijkswetten, zgn. → selfgovernment. Decentralisatie vindt men verder in de regeling betreffende de samenwerking tusschen twee of meer gemeenten, waarbij voor de behartiging van gemeenschappelijke belangen organen kunnen worden ingesteld (→ Gemeente).

Lit.: prof. mr. A. C. Josephus Jitta, Functioneele decentralisatie (1932). Struycken. Decentralisatie in Ned.-Indië. Reeds lang wenschten de ingezetenen meer zeggenschap te hebben bij de behartiging hunner locale belangen, doch dit was door de stroeve centrale regeeringsbemoeiing niet wel mogelijk. Na verschillende goedbedoelde pogingen, o.a. van baron v. Dedem in 1892 en Idenburg, werd in 1903 door de Decentralisatiewet (Ned. Stbl. 1903 nrs. 219 en 329) voor gewesten en gedeelten daarvan bepaald, dat voor deze geldmiddelen konden worden afgezonderd, terwijl raden daarover het bestuur konden uitoefenen en belastingen heffen. Op de Decentralisatiewet volgde het Decentralisatiebesluit (Alg.

Maatr. v. Best. 1904 Ned. Stbl. 1905 nr. 137) en de Locale Radenordinantie van 8 Maart 1905 (Ned. Stbl. nr. 181), die, hoewel herhaaldelijk gewijzigd, in wezen hetzelfde zijn gebleven. Thans is de decentralisatie ver doorgevoerd en heeft men in Ned.-Indië een Volksraad (1918), Provinciale raden (Stbl. 1924 nr. 78), gewestelijke en locale raden, waarvan de gemeenteraden (Stadsgemeenteordonn. Stbl. 1926 nr. 365, Stbl. 1928 nrs. 2 en 67, Stbl. 1929 nrs. 25 en 395, Stbl. 1931 nr. 508) de voornaamste rol spelen. (Gewest, raden genieten niet zulk een populariteit, daar de gemeenteraden de belangen der burgers nauwer raken.) Verder zijn er raden voor onderafdeelingen of groepen daarvan in de Buitengewesten, het cultuurgebied van Sumatra’s Oostkust e.d., die natuurlijk onder hooger toezicht verordeningsbevoegdheid bezitten.

Het voorzitterschap der locale raden, wier ressort niet meer dan een stad omvat en die daarom gemeenteraden heeten, werd steeds door een ambtenaar B. B. waargenomen, doch in 1916 zijn aparte ambtenaren (burgemeesters) aangesteld, die met de wethouders (het wethouderschap werd in 1922 ingesteld; Stbl. 327) het coll. van B. en W. vormen. De gemeenteraden vormen diverse commissies, onder wie de financieele de voornaamste is; doch waar B. en W. aanwezig zijn, hebben deze de werkzaamheden van de financieele commissie in hoofdzaak overgenomen. De leden der locale raden, die soms benoemd, soms gekozen worden, zijn drieërlei: 1° onderdanen Nederlanders; 2° onderdanen niet-Nederlanders van Inheemschen oorsprong; 3° onderdanen niet-Nederlanders van vreemden oorsprong. Het toezicht op de decentralisatiewetgeving en haar toepassing wordt uitgeoefend door den Adviseur voor de Decentralisatie die onder den Directeur B. B. staat. → Europ. Gemeente in N.I.

Lit.: mr. P. F. Woesthoff, De Locale Verordeningen in het Ned. Ind. Staatsrecht (diss., 1904); idem, De Indische Decentralisatiewetgeving (1915) : mr. L. A. de [ Waal, De financieele zelfstandigheid der locale zelfbesturen in N.I. (Diss.

Leiden 1911); prof. mr. Ph. Kleintjes, Staatsinstellingen v. N.I. (II, hfst. 16); mr. J. J. Schrieke, De groei der stads- en landsgemeenten (1915).

[i]B. Damen.

[/i]

< >