Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

De Haar

betekenis & definitie

De Haar - of Haarzuilens, dorp en gem. in de prov. Utrecht, even ten O. van de spoorlijn Harmelen—Breukelen.

Opp. ca. 700 ha, 460 inw. (1 Jan. 1935). Geen eigen Kath.

Kerk (hoort onder Vleuten). Bijna uitsluitend veeteelt.

In de omgeving van het schilderachtige dorp ligt tusschen parken en bosschen het in middeleeuwschen bouwtrant opgetrokken kasteel Huis de Haar, of Haarzuilen(s), bezitting van baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar te Parijs, gebouwd door Cuypers, „het statigste, grootste en rijkste van al onze Ned. kasteelen”, waarvan ook het interieur zeer bezienswaardig is. Akveld

< >