Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

DE DOORGESTREEPTE TEKST HOORT BIJ EEN AFBEELDING EN MAG WORDEN VERWIJDERD MAAR DAT LUKT NIET

betekenis & definitie

Het aantal perioden per sec van een w. is gelijk aan het aantal omwentelingen, vermenigvuldigd met het halve aantal polen van de machine. De in den geleider opgewekte E.M.K. (E) zal eveneens een sinusvormig verloop hebben, doch zal, ten gevolge van de zelfinductie van de stroomketen, een phaseverschil vertoonen met de wisselstroomkromme (voorijling).

Het opgewekte electrisch vermogen kan daarom bij wisselstroommachines niet verkregen worden door vermenigvuldiging van het aantal afgelezen Volts en Ampères. De momentwaarden van stroom en spanning kunnen niet gemeten worden.

De meters geven aan de middelbare waarden. De middelbare waarde is de wortel uit de gemiddelde som van de vierkanten van de waarden gedurende een periode.Het electrisch vermogen A = f I2Rdt na integreeren ° R wordt A Em lm cos <p waarin cos <p = R is de weerstand van de stroomketen. Em en lm zijn resp. de middelbare waarden van spanning en stroom. L is de coëfficiënt van zelfinductie. Cos varieert van 0,6 tot 0,9 en is de arbeidsfactor, afhankelijk van den weerstand en zelfinductie van de stroomketen en het aantal perioden van den w. Hoe grooter de inductieve weerstanden en hoe grooter het aantal perioden van den w., des te kleiner zal de arbeidsfactor zijn en het opgewekte vermogen. Vgl. •> Wisselstroombehandeling e.a. samenstellingen met > Wisselstroom-. Pot.

< >