Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Daumier

betekenis & definitie

Daumier - Honoré, Fransch schilder en lithograaf. (Zie pl.)*26 Febr. 1808 of 1810 te Marseille, ✝ 10 Febr. 1879 te Valmondois (Seine et Oise). D. leert teekenen van Lenoir en de lithographische techniek van Ramelet; verdient eerst met vignetten teekenen e.d. den kost.

In 1831 wordt hij verbonden aan Philipon’s weekblad La Caricature en hiermee begint zijn eigenlijke loopbaan als caricatuurteekenaar. Tusschen 1831—’35 ontstaan prachtige litho’s voor dit blad, als Les Masques (15 portretten van politici), Le ventre législatif (1834) met caricaturen van regeeringspersonen. Voor een spotprentje op Louis Philippe, Gargantua (1832), kreeg hij 6 maanden gevangenisstraf. Als voorstudies voor geteekende caricaturen boetseert D. in 1832 kleine bustes in klei van leden der volksvertegenwoordiging. Als in 1835 de „Caricature” verboden wordt, werkt D. mee aan de „Charivari”. Hij hekelt in lange reeksen van litho’s de gelukzoekers en zwendelaars uit den tijd van Louis Philippe met de tooneelfiguur van Robert Macaire als hoofdpersoon.

Verder bespot hij allerlei toestanden en figuren uit de burgerlijke samenleving: Les bons Bourgeois, Les Baigneurs, enz. Na de revolutie van 1848 wendt D. zich weer tot de politieke satire. Prachtige litho’s danken het ontstaan aan zijn veertigjarigen min of meer journalistieken arbeid. Zijn litho’s treffen soms door bijtend sarcasme, soms door een eenvoudig scherp geobserveerd realisme, waardoor ze een kostbaar beeld van den tijd geven. Zij zijn met groote vaardigheid geteekend en prachtig van zwart-en-wit-verdeeling.

Wanneer een reeks voltooid was, werden er aparte drukken van gemaakt en tot een serie vereenigd, waardoor betere drukken ontstonden dan die in de weekbladen verschenen.

De ontwikkeling van D. als schilder is niet volkomen duidelijk. Pas na 1848 heeft hij meer geschilderd. Naast fantastische werken, als de serie voorstellingen van Don Quichotte, geeft D. meer eenvoudige realistische onderwerpen zooals de „Waschvrouwen”, „Reizigers in de derde klasse” e.d., waaruit zijn geniale gave om te karakteriseeren spreekt. Soms ook kan hij als schilder zijn bijtenden spot niet bedwingen en moeten vooral de juristen het ontgelden (Au palais, Le Plaidoyer).

Als schilder is D. minder modern dan zijn impressionistische tijdgenooten, want zijn werken zijn zwaarder van kleur met minder gevoel voor atmosfeer. Ze zijn echter even vlot en raak geschilderd en geven evenzeer de impressie van een bepaald moment weer, terwijl er een vaak nog fellere realistische kijk op de menschen aan ten grondslag ligt. Ongetwijfeld behoort D. tot de geniaalste kunstenaars van de 19e eeuw.

Lit.: K. Bertels, D. als Litograph (1908); Klossowski, H. D. (21923); R. Escholier, D., peintre et lithographe (1923).

Korevaar-Hesseling.

< >