Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Danzig

betekenis & definitie

Danzig - 1°Vrijstaat (officieel: Vrije stad D.) aan de Weichselmonding. Opp. 1 951 km2, ong. 410 000 inw., waarvan ca. 37,5% Kath; 97% der bevolking is Duitsch.

De Vrijstaat D. omvat het grootste deel van de Weichsel-Nogat-delta met in het O. een deel van de Frische Nehrung (58 km2), terwijl de heuvels van den Pommerschen eindmoreenerug nog over de W. landsgrenzen heenreiken. De waterkracht der riviertjes, die van dit heuvelland komen, wordt gebruikt voor de opwekking van electriciteit. Van eenig belang is nog de barnsteen en bruinkool, die in dit gebied gevonden worden.

Overeenkomstig de overwegende beteekenis van de havenstad D. is de groote meerderheid der bevolking werkzaam in industrie (30,7%), handel en verkeer (29%); 18% vindt een bestaan in landbouw, veeteelt en visscherij. De beteekenis van den landbouw in het deltagebied, een vruchtbaar polderlandschap (Danziger Weider en het grootste deel der Marienburger Weider), gaat achteruit ten gunste van de veeteelt. Van een eigen spoorwegnet kan moeilijk gesproken worden, daar de spoorlijnen slechts onderdeelen zijn van Poolsche en Duitsche lijnen. De groote lijn Berlijn—Dischau—Marienburg—Koningsbergen moet op Danziger gebied gesloten blijven. Van Marienburg heeft men aansluiting naar Danzig.

De vrije stad D. is een souvereine staat onder protectoraat van den Volkenbond, heeft zelf de leiding van zijn buitenlandsche politiek, moet evenwel de diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland (behalve in den Volkenbond) aan Polen overlaten (geregeld door het Verdrag van Versailles en later door de tractaten van Parijs 1920 en Warschau 1921). In financieele vraagstukken heeft Polen adviseerende bevoegdheid. D. behoort tot het Poolsche tolgebied. De spoorwegen worden door Polen bestuurd, het bestuur over post en telegrafie heeft de stad in eigen handen.

Voor de havens en waterwegen is een commissie ingesteld, die uit 5 Danziger en 5 Poolsche leden bestaat met een Zwitser als president. Het protectoraat van den Volkenbond omvat ook de militaire verdediging, die evenwel aan Polen is overgedragen. In geval van oneenigheid heeft in eerste instantie de door den Volkenbond aangestelde Hooge Commissaris te beslissen.

De grondwet dagteekent van 11 Aug. 1920. De „Volkstag” (72 leden, minstens 25 jaar oud, gekozen volgens algemeen, gelijk, geheim en direct kiesrecht door alle staatsburgers boven 20 jaar voor den tijd van 4 jaar) heeft wetgevende macht; door een volksbesluit te ontbinden. Het opperste regeeringslichaam is de senaat (president, plaatsvervangend president en 11 door den Volkstag gekozen senatoren, waarvan 4 bezoldigd), kan tegen de besluiten van den Volkstag een opschortend vetorecht doen gelden. Een raad van 14 leden moet wetten van financieel karakter goedkeuren. Ambtelijke taal: Duitsch; Poolsch is in school, bestuur en bij het gerecht geoorloofd.

De 155 000 Katholieken in de Vrije Stad behooren tot het bisdom, dat onmiddellijk onder den H. Stoel ressorteert. Kathedraal te Oliva. Graaf O’Rourke is sedert 1926 bisschop. De 250 000 Protestanten hebben een Evangelischen superintendent.

Lips.

2°(Poolsch: Gdansk) (Zie pl.) Hoofdstad van den Vrijstaat D.; zeehaven (voorhavens Neufahrwasser en Weichselmünde), verder rivier- en luchthaven; gelegen 5 km van de Oostzee niet ver van de plaats, waar de (vereenigde) Mottlau en Radaune in den Dooden Weichsel stroomen (54° 21' N., 18° 40' O.). Ong. 250 000 inw., bijna uitsluitend Duitschers. D. heeft een technische hoogeschool. Aan den linker oever van den Dooden Weichsel tusschen Mottlau en Radaune liggen de schilderachtige oude stadsdeelen met de hooge smalle gevelhuizen, dikwijls met „Beischläge”, steenen platformen met trappen, die naar de straat leiden.

In de oude Rechtstadt domineert met een stompen toren (79 m) de stoere baksteen-Gotiek der St. Maria (1359—1502), waar in een kapel Memlinc’s Laatste Oordeel hangt. Dicht bij de St. Maria het Gotische Raadhuis (toren 82 m) en de prachtige Artushof, in hoofdzaak laat-Gotiek. Anton van Opbergen bouwde in Nederl.

Renaissance-stijl het beroemde Tuighuis (1600—1605), vlg. Dehio „het rijpste en belangrijkste werk van Holl. karakter in het Duitsche Oostzeegebied”. In de Altstadt vsch. mooie oude kerken, o.a. St. Johannes (1358—1465) en de Dominicaner kerk (14e eeuw).

Aan gene zijde van de vroegere vestingwallen (nu promenaden) liggen de nieuwere stadsdeelen: in het N.W. de woonwijken der aristocratie, Langfuhr en Oliva, buiten de stad de badplaats Zoppot.

De transitohandel vooral van kolen en hout uit Silezië (samen meer dan 75%), verder van levensmiddelen en suiker, is na den Wereldoorlog enorm gestegen en heeft van D. weer een uitvoerhaven gemaakt.

Hoewel Polen verplicht is de havens van D. volledig te gebruiken, begunstigt het door spoorwegaanleg en tarievenpolitiek de eigen haven Gdingen. Als gevolg van de tolmuren hebben veel industrieën nevenbedrijven in D. opgericht, die hun waren in het Poolsche tolgebied afzetten. Scheepsbouwhoutzagerijen, suikerraffinaderijen, enz.

Lips.

Geschiedenis. Sinds de eerste meldingen in de geschiedenis (977) behoorden Danzig en de omliggende landstreek tot Polen. In 1350 sloot de stad zich aan bij het Hansaverbond, doch de groote handelsbelangen der stad maakten een nauwere aansluiting bij het Poolsche achterland noodzakelijk, zoodat het in 1454 een overeenkomst sloot met Polen en Vrije Stad werd. Door het Privilegium Casimirianum van dat jaar verkreeg D. van den Poolschen koning het recht een eigen leger te hebben, munt te slaan, recht te spreken, zijn begrooting te regelen en zich zelf te besturen. Polen werd te D. door een burggraaf vertegenwoordigd en de stad benoemde een secretaris in de Poolsche hoofdstad en nam deel aan de verkiezingen voor den Poolschen Landdag. Op het einde van de 15e eeuw rezen er verschillen tusschen Polen en D., doch de verhouding werd in de 16e eeuw weer beter, niettegenstaande de stad Protestant was geworden.

Frederik II reeds trachtte haar te annexeeren, doch stuitte bij de eerste deeling van Polen in 1772 op verzet van Rusland. D. was nu gescheiden van het Pruisisch geworden achterland en zijn handel ging sterk achteruit. Bij de tweede deeling van Polen in 1793 werd de stad ingelijfd bij Polen en de derde deeling in 1795 maakte, dat het achterland thans aan Pruisen kwam, zoodat daardoor de handel van D. weer begon op te leven, daar het nu weer de natuurlijke uitweg der Poolsche producten was geworden. Bij den vrede van Tilsitt in 1807 herkreeg D. zijn statuut als Vrije Stad onder directe autoriteit van Napoleon. Het continentale stelsel berokkende haar groote nadeelen. Bij het congres van Weenen in 1815 werd zij wederom Pruisisch en dus gescheiden van het Poolsche achterland, dat nu grootendeels Russisch werd.

Door haar tot garnizoensstad te maken en aan talrijke oud-militairen gelegenheid te verschaffen zich te Danzig, Oliva, Zoppot en Neufahrwasser te vestigen, trachtte Pruisen het Duitsche element te versterken. Het 17e legerkorps werd te D. gevestigd en de stad werd hoofdstad van de provincie West-Pruisen. Bismarck verklaarde, dat Pruisen zich steeds tegen de onafhankelijkheid van Polen moest verzetten, omdat D. in dat geval onmiddellijk Poolsch zou worden als zijnde van levensbelang voor Polen. De vredesconferentie van 1918—’19 had de stad eerst aan Polen toegewezen, doch stuitte op hevig verzet van de stad zelf, van Duitschland en van Lloyd George. Artikel 104 van het Verdrag van Versailles schiep nu een speciaal statuut voor Danzig en maakte D. en omgeving wederom Vrije Stad onder toezicht van den Volkenbond, welke een Hoogen Commissaris benoemt, die de geschilpunten tusschen de stad en Polen moet beslissen in eerste instantie. Er werd bepaald, dat er een douane-unie tusschen D. en Polen tot stand zou komen.

Polen zou de diplomatieke en consulaire belangen van D. in het buitenland voeren, de post- en spoorwegbelangen van Polen in D. werden erkend, evenals die van Polen omtrent de haven der stad. In 1920 kwam er een conventie tusschen Polen en D. tot stand. Tusschen 1920—’30 had de Volkenbond vele geschilpunten tusschen dit land en D. te beslissen; langzamerhand werd de verhouding beter, vooral toen mr. van Hamel Volkenbondscommissaris te Danzig werd en ook nadat dr. Sahm den Danziger senaat had verlaten. De laatste handels- en econ. conventie met Polen is van 6 Aug. 1934.

Lit.: E. Keyser, Danzig’s Geschichte (1928); Loening, Die Rechtsstellung der Freien Stadt Danzig (1928); S. Askenazy, Dantzig et la Pologne (1919).

v. Son.

< >