Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cuticula

betekenis & definitie

Cuticula - 1° (plantk.) een voor water weinig permeabel, kurkachtig laagje, dat de buitencelwanden der opperhuidcellen van bovenaardsche plantendeelen bedekt. In de c. bevindt zich cutine, een stof, die verwant is aan suberine, dat voorkomt in verkurkte celwanden, en die evenals deze te beschouwen is als een mengsel van vetten, nl. esters van glycerine en andere alcoholen met suberinezuur en andere hoogere vetzuren.

T.o.v. suberinen zouden cutinen geen phellonzuur bevatten. Cutinen maken de c. weinig permeabel voor water en gassen. Heelemaal impermeabel is dec. niet; cuticulaire verdamping heeft plaats en ook is aangetoond, dat ook C02 en 02 door de c. heen kunnen diffundeeren.

Wanneer de c. van bladeren dun is, dan zijn deze slap. Plantendeelen zonder c. (worteltop, ondergedoken waterplanten) verdrogen snel aan de lucht. Dikke, leerachtige bladeren danken hun stevigheid grootendeels aan een dikke c., bijv. bladeren van hulst, klimop, Agave en Viscum album, de vogellijm. Op de c. kan soms nog een waslaagje aanwezig zijn, zooals op bladeren van Crassulaceae en op vruchten als pruimen en druiven, welke hierom niet bevochtigd kunnen worden. Een dikke c. en waslaag verminderen de cuticulaire verdamping en zijn te beschouwen als vormen van xerophilen bouw. Melsen 2° (Dierk.) Een vliesje van chitineachtige substantie, dat bij wormen door de huidcellen naar buiten als een beschermende laag wordt afgescheiden. Zeer sterk is de c. ontwikkeld bij de parasitisch levende rondwormen (o.a. de spoelworm), om deze tegen de inwerking van maag- en darmsappen te beschermen. Willems

< >