Curateele - (Ned. Recht; zie art. 487—618 B.W.) is de rechtsinstelling, die de strekking heeft een meerderjarige terug te brengen tot de rechtspositie, waarin zich gemeenlijk slechts minderjarigen bevinden en die zich kenmerkt door het gemis van bekwaamheid tot het verrichten van rechtshandelingen. Men zegt dan, dat zoo’n meerderjarige onder c. staat of gesteld is.
De c. wordt uitgesproken door de arr.rechtbank. Deze gaat hiertoe over op grond van 1° krankzinnigheid van min of meer ernstig karakter (de wet spreekt, in art. 487 lid 1, van „onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij”);
2° verkwisting [onder verkwister wordt iemand, verstaan, „die door buitensporige verteringen zijn vermogen roekeloos doorbrengt” (Asser-Scholten)];
3° gewoonte van drankmisbruik;
4° zwakheid van (verstandelijke) vermogens (art. 487 B.W.).
Op de eerste drie der genoemde gronden kan de curateele gevorderd worden door de echtgenoot des betrokkenen, door zijn bloedverwanten tot en met den 4en graad en door het Openbaar Minissterie. Op den 2en en 3en grond kan de c. bovendien verzocht worden door den onder c. te stellen persoon zelf; op den 4en grond kan zij alleen door dezen laatste verzocht worden, nl. wanneer hij voelt, dat hij door zijn zwakheid van vermogens buiten staat is zijn eigen belangen behoorlijk te behartigen.
De rechter, bij wien iemand een verzoek om eens anders onder c. stelling ingediend heeft, onderzoekt allereerst, of de hiervoor aangevoerde gronden hem voldoende ernstig voorkomen. Zoo ja, dan roept hij de echtgenoot en de bloed- en aanverwanten van hem, wiens c. verzocht wordt, tot een nader verhoor op. Hierna heeft eveneens het verhoor plaats van den betrokkene zelf. Desgewenscht kan de rechtbank t.a.v. de voor de c. aangevoerde gronden ook getuigenbewijs verlangen.
Wanneer de rechtbank voorziet, dat er tusschen het verhoor van den betrokkene en diens definitieve onder c. stelling nog geruime tijd zal verloopen, kan zij een provisioneelen bewindvoerder aanstellen, opdat deze voorloopig voor zijn persoon en goederen zorg drage (art. 495). Het vonnis van onder c. stelling, dat in het openbaar wordt uitgesproken, moet, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, vanwege den verzoeker aan den curandus beteekend (→ Beteekening) en in de staatscourant en in een provinciaal nieuwsblad geplaatst worden. De hierboven beschreven procedure is iets eenvoudiger wanneer het verzoek om onder c. stelling van den betrokkene zelf uitgaat (zie art. 499 B.W.), als ook wanneer deze reeds in een krankzinnigengesticht verpleegd wordt (zie art. 34 en 35 Krankzinnigenwet van 1884).
Na het vonnis van onder c. stelling benoemt de kantonrechter een curator en toezienden curator. Wanneer een gehuwd persoon onder c. gesteld is, zal zijn echtgenoot(e) 'in den regel tot curator benoemd worden (art. 504 en 505 B.W.). De verhouding tusschen curator en curandus is over het algemeen gelijk aan die tusschen voogd en pupil. Vermelding verdient nog:
1° dat niemand verplicht is, om langer dan 8 jaar in een zelfde curateele curator of toeziend curator te blijven;
2° dat de curator van een curandus wegens drankmisbruik de rechtbank zoo noodig kan verzoeken hem te machtigen tot het stellen van zijn curandus onder dwangverpleging.
Gevolgen der c. Gelijk bij den aanvang reeds gezegd, heeft de c. in het algemeen ten gevolge, dat de curandus van den dag van het vonnis van onder stelling af in de rechtspositie eens minderjarigen geraakt. Hieruit volgt, dat de curator de nietigheid kan inroepen van alle handelingen, waardoor de curandus, krachtens eigen wil, zijn rechtstoestand bepaalde. Hoever de onbekwaamheid van den curandus zich uitstrekt, hangt af van den grond, waarop hij onder gesteld is. De curandus wegens krankzinnigheid is tot het verrichten van rechtshandelingen geheel onbekwaam: hij kan geen overeenkomsten aangaan, geen natuurlijk kind erkennen, geen huwelijk sluiten, geen testament maken, geen ouderlijke macht of voogdij uitoefenen.
T.o.v. den curandus wegens zwakheid van vermogens geeft de wet geen volledig uitsluitsel. Algemeen wordt echter aangenomen, dat hij wel in het huwelijk kan treden, zij het ook met toestemming van zijn curator en toeziend curator. → Huwelijk; → Huwelijksbeletselen. T.o.v. den curandus wegens verkwisting of wegens drankmisbruik bepaalt de wet uitdrukkelijk, dat het door hem gemaakte testament geldig is en dat hij met toestemming van zijn curator en toeziend curator kan huwen. Wat de minderjarige kinderen van den curandus betreft, over dezen wordt de curator van rechtswege voogd, tenzij de andere ouder de ouderlijke macht of voogdij over hen kan uitoefenen.
De c. heeft geen terugwerkende kracht, d.w.z. dat handelingen, voor de c. verricht, hare geldigheid blijven behouden. Dit neemt overigens niet weg, dat, wanneer iemand onder c. gesteld is wegens krankzinnigheid, de nietigheid van door den curandus verrichte handelingen ingeroepen kan worden, indien de krankzinnigheid op dat tijdstip blijkbaar reeds bestond. Voor nadere bijzonderheden,→ Krankzinnigheid. Stoop.
Belg. Recht. De hierboven voor Nederland beschreven C. komt, in de groote lijnen, overeen met de voogdij over meerderjarige krankzinnigen, die door de rechtbank van eersten aanleg kan worden opgelegd, en tengevolge waarvan de krankzinnige ontzet is van de uitoefening van zijn rechten, en zooals de minderjarige, door een voogd wordt vertegenwoordigd (B.W. art. 489—512). Zwakzinnigen, alsook verkwisters, kunnen door de rechtbank worden onbevoegd verklaard tot het voeren van processen, het aangaan van leeningen, het ontvangen van kapitalen, het vervreemden van onroerende goederen, behalve wanneer zulks geschiedt met den bijstand van een → raadsman, dien de rechtbank hun toevoegt (B.W. art. 499 en 513).
De c. in het Belg. Recht betreft ontvoogde minderjarigen. Door de ontvoogding verkrijgt de minderjarige een zekere bekwaamheid om voor zijn eigen persoon te zorgen en zijn zaken te besturen. Hij verricht eigenmachtig de handelingen van louter beheer (B.W. art. 481). Ook andere, meer gewichtige handelingen verricht hij weliswaar zelf, daartoe behoeft hij echter den bijstand van een curator (B.W. art. 482), die hem door den familieraad wordt aangewezen.
Curator kunnen zijn: de vader of de moeder, of ook een andere persoon. De curator verleent zijn bijstand, d.w.z. hij is bij de rechtshandeling aanwezig, neemt daaraan deel, oefent daarover toezicht uit. Er zijn eindelijk handelingen, die de ontvoogde minderjarige niet zonder een beslissing van den familieraad (B.W. art. 483, 484, 457) of zelfs in het geheel niet kan verrichten (B.W. art. 903, 904).
V. Dievoet.