Culpa - (Lat. = schuld), 1° als ascetische oefening, welke in de kloosters nog in zwang is, duidt aan de openlijke belijdenis van fouten, begaan tegen den regel of de constituties. Op geregelde tijden of bijzondere gelegenheden knielt men in de kapittelzaal of refter voor den overste, waarbij men zijn fouten belijdt, God om vergiffenis vraagt en den overste een zalige vermaning ter bestraffing.
Men noemt dit in kloostertaal: culpa zeggen.
J. v. Rooij.
2° (Recht) Schuld; ➝ Onachtzaamheid.