Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cubisme

betekenis & definitie

Cubisme - is een ca. 1908 in Frankrijk ontstane en daama spoedig over Europa verspreide richting in de schilderkunst, welke trachtte deze kunst te bevrijden van het tijdelijke en haar te doen spreken van eeuwige waarden. De cubisten namen er geen genoegen mee de dingen weer te geven zooals men ze ziet; zij wenschten die te schilderen, zooals zij zich deze indachten.

Daarbij moesten de dingen worden ontdaan van de momenteele toevalligheden als belichting, plaats in de ruimte en perspectief. De cubisten stelden zich verder ten doel de realiteit der dingen te doorgronden door middel van ontleding, herleiding en samenvatting. De voorwerpen werden ontleed door er doorsneden van te maken of ze te projecteeren in het platte vlak. Elk voorwerp moest kunnen worden herleid tot meetkunstige oervormen als cubus, bol, pyramide, cylinder. Ten slotte werden dan al die vormen samengevat in een compositie. De cubisten lieten zich leiden door het woord van Plato: „de zintuigen nemen alleen het voorbijgaande waar, de geest het blijvende”.

Op zijn wijze formuleerde een der eerste cubisten, Georges Braque, dit aldus: „les sens déforment, mais l'esprit forme”. Het cubisme werd geboren uit verzet tegen de „afbeelding” van de werkelijkheid, tegen de bedriegelijke nabootsing daarvan, waartoe de kunst zich in hun oogen had verlaagd. Zij eischten een kunst, die niet afbeeldend, maar autonoom-beeldend zou zijn, een kunst dus, die zelf vormen bouwde zonder daarbij de natuur na te bootsen. Dit zelfstandigheidsbesef tegenover de afhankelijkheid van de natuur werd scherp gekarakteriseerd door den eersten pleitbezorger van het cubisme, den schrijver Guillaume Apollinaire, die in zijn boek „Les peintres cubistes” schreef: „Wat het cubisme onderscheidt van de oude schilderkunst, is, dat de eerste niet is een kunst van nabootsing, maar een kunst van conceptie, welke er naar streeft, zich te verheffen tot het scheppen”. De naam cubisme ontstond door een uitroep van den schilder Henri Marisse, die, in 1908 staande voor een der eerste tentoongestelde cubistische werken, uitriep „trop de cubisme”. Naar het schijnt is de Fransche schilder Georges Braque de eerste cubist geweest; in 1908 exposeerde hij zijn eerste cubistische schilderij te Parijs in den Salon des Indépendants.

Snel werd hij gevolgd door den schitterend begaafden schilder Pablo Picasso, een in Frankrijk werkenden Spanjaard, wiens cubistische landschappen uit de Ebro-vlakte, in 1909 tentoongesteld, een grooten invloed uitoefenden. Reeds in 1910 vond het c. tal van volgelingen, van wie de bekendste zijn Robert Delaunay, Maria Laurencin, Le Fauconnier, Jean Metzinger, Albert Gleizes, Fernand Léger, Juan Gris, Francis Picabia. Apollinaire onderscheidt vier soorten van het c., nl. het wetenschappelijke, het physische, het orphische en het instinctieve cubisme. De cerebrale inslag in het c. was sterk en hieraan is het spoedige verval van deze richting toe te schrijven. Het c. ontving zijn impuls van den Fr. schilder ➝ Cézanne, die reeds tot een, zij het ook zeer muzikale, vereenvoudiging der vormen kwam. Het c. vond in Nederland tijdelijke volgelingen in Leo Gestel, H. F. Bieling en Otto van Rees.

Lit.: G. Apollinaire, Les Peintres Cubistes (1913).

Slagter.

< >