Cryptomerie - is een zeer verspreid verervingsverschijnsel, dat in 1914 door Tsjermak als volgt werd omschreven: het bezit van erffactoren, die in het phaenotype niet werkzaam optreden, doch bij een andere factorencombinatie op een bijzondere nieuwe wijze werkzaam worden. Een mooi voorbeeld van de werking van cryptomere factoren leveren de kruisingsproeven, door Bateson, Saunders en Punnett met witte en gekleurde hoenders doorgevoerd.
De witte kleur kan zich als dominante eigenschap gedragen, zoodat de F1-generatie uit de kruising van wit x gekleurd uitsluitend wit is. Bij sommige rassen echter berust de witte kleur op een recessieven factor; kruising van witte met gekleurde rassen geeft dan een gekleurde F1-generatie. Van twee witte rassen, het zgn. Rwhite ras en het zijdehoen (Silky fowl), kan aangetoond worden, dat zij in het bezit zijn van een cryptomeren kleurfactor, die binnen het ras niet werkzaam optreedt. Dit bleek hieruit, dat de paring van witte Silkyhennen met witte Silkyhanen nooit andere dan witte nakomelingen gaf, terwijl binnen het R-white ras ook nooit gekleurde typen te voorschijn kwamen. De kruising van R-white hennen met witte Silkyhanen of omgekeerd leverde echter in F1 uitsluitend gekleurde individuen.
Dit zonderling verschijnsel vindt zijn verklaring in het feit, dat voor het totstandkomen van de klem twee erffactoren noodig zijn; nl. C en R; het eene ras bevat CC en blijft ongekleurd, omdat de andere factor R ontbreekt. De factoren CC zijn dus in dit ras cryptomeer aanwezig. Het andere ras bevat de factoren RR, eveneens in cryptomeren toestand. De erfformules van beide rassen kunnen, wat de bestudeerde kleurfactoren betreft, voorgesteld worden door CCrr en door ccRR.
Kruising van beide geeft dan een bastaard CcRr, die gekleurd is, omdat beide factoren tegelijkertijd aanwezig zijn. Dit verschijnsel mag niet verward worden met ➝ hypostasie. Het komt onder nog vele andere, soms ingewikkelde vormen voor, o.a. bij de boon, de erwt, de haver, de maïs, bij Linaria maroccana, Lathyrus odoratus, Matthiola, ook bij muizen en konijnen. Dergelijke toestand werd vroeger wel eens verkeerdelijk latent genoemd. Het bestaan van cryptomere factoren geeft aanleiding tot soms zeer eigenaardige uitsplitsingen in de F2-generatie en verklaart het ontstaan van nieuwe vormen, die geen gelijkenis hebben met de ouders.
Dumon.