Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cryptographie

betekenis & definitie

Cryptographie - (Gr. kruptos = verborgen, geheim, graphein = schrijven), geheimschrift (zie ook ➝ Steganographie), de kunst om met letters, cijfers, teekens, al of niet met punten e.a. leesteekens, in vsch. posities geplaatst, datgene te schrijven, wat alleen voor ingewijden verstaanbaar is, die er den zgn. sleutel van kennen. Vsch. systemen bestaan.

Reeds bekend bij Joden, Grieken en Romeinen; vond vooral in de late M. E. en het begin van den nieuwen tijd beoefening. Wordt soms ➝ brachygraphie genoemd. Vooraanstaande figuren in de c. waren o.m.: Johannes van Tritheim O.S.B. (Trithemius; 1462-1516); Cornelius Agrippa v. Nettesheim (1486-1536); kard. di Cortona (1538-1560); Peter Bales (ca. 1547-1610); John Willis (1575-1625); Daniël Schwenter (1585-1636); Athanasius Kircher S.J. (1601-1680); Kaspar Schott S.J. (1608-1666). C. werd of wordt nog door diplomaten, generale staven vnl. in oorlogstijd, geheime genootschappen, misdadigers e.a. gebezigd. Uit de noten (teekens) van Tiro en de ➝ tachygraphie ontstond de c., waaruit in Engeland, einde der 16e eeuw, weder het kortschrift voortkwam. C. is dus ook één van de voorloopsters der moderne ➝ stenographie.

Homulle.

< >