Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Crinoline

betekenis & definitie

Crinoline - (Fr. crin = paardenhaar), oorspronkelijk, na 1840, benaming voor een onderrok met vulsel van paardenhaar; daarna hoepelrok.

Geschiedenis.

Reeds na 1840 begon de rok in omvang toe te nemen en in 1843 werden daartoe allerlei stoffen gebruikt, op onzichtbare manier met paardenhaar doorweven en daardoor stijf gemaakt. Dit procédé, een uitvinding uit die dagen, noemde men crinolisation. Tegelijk werd geprobeerd den omvang van den rok te vergrooten door het aantrekken van vele onderrokken, deels met paardenhaar gecapitonneerd, deels met stroovlechtsel in den zoom, deels zeer sterk gesteven. In de vijftiger jaren begon men een der onderrokken tot halverwege dik te watteeren en verder met dicht opeen geplaatste baleinen te doorschieten. Korten tijd later kwam het denkbeeld op om den last der vele rokken te vervangen door een geraamte van hoepels, onderling door banden verbonden, een idee, dat den uitvinder terstond schatrijk maakte.

In zeer kostbaren vorm kon de c. onder het dragen wijder of nauwer gemaakt worden (de zgn. c. magique). In Engeland werd daarnaast in 1863 getracht door de ondina, een systeem van gegolfde hoepels, de ongemakken te verminderen, die uit den aard der zaak aan de c. verbonden waren. Omstreeks 1860 had de c. haar grootste wijdte bereikt. De onderrand had toen niet zelden een omvang van 10 m. Na 1865 werd de c. geleidelijk kleiner, terwijl de grootste omvang zich naar achteren verplaatste.

Natuurlijk was de c. een dankbaar onderwerp voor bespotting en caricatuur (Wilhem Busch, Punch, enz). Men was echter zoozeer aan het silhouet der c. gewend, dat op het toneel niet slechts Gretchen en Brünhilde, doch ook bijv. Assyrische priesters met een c. verschenen!

v. Thienen.

< >