Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Coróna

betekenis & definitie

Coróna - (Lat., = krans), 1° Bij de Romeinen oorspr. een sieraad van de godenbeelden in de tempels, daarna ook voor priesters, later een eereteeken voor verdienstelijke mannen, bijv. de c. triumphalis, voor den triumpheerenden veldheer; op munten van Nero voor het eerst een stralenkrans als teeken van vergoddelijking.

In zijn geschrift „De corona militis” verbood Tertullianus het dragen van een krans, omdat dit bij de afgodenoffers in gebruik was.

Corona civica (Lat., = burgerkrans), krans van eikenbladeren als belooning voor het redden van het leven van een medeburger in den strijd, door den geredde aan zijn redder aangeboden ; de drager van de corona civica genoot bijzondere voorrechten.

W. Vermeulen.
2° De schaal bij de Echinoidea (zeeëgels).
3° (In den dampkring), → Krans.
4° (Sterrenk.), → Zonnecorona.
5° (Muziek), → Fermate.
6° (Kerkelijk), → Kruinschering; → Tonsuur.

< >