Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Cornelius broere

betekenis & definitie

Cornelius broere - Scherp denker en kunstenaar. * 18 Nov. 1803 te Amsterdam, ✝ 28 Dec. 1860 te Warmond. Leerling van Hageveld, toen dit gesloten moest worden (1825).

Sindsdien geheel gevormd door Van Bommel, die hem in 1830 tot priester wijdde; 1830 professor in de wijsbegeerte te Hageveld, 1851—’60 in de kerkgeschiedenis te Warmond; 1858 kanunnik.

B.’s ideeën hebben een buitengewonen invloed uitgeoefend op geestelijken en leeken; hij is de geestelijke vader van deemancipatie van Nederlands Katholieken. B. publiceerde uitsluitend en zeer vaak (in totaal 3 000 bladzijden) in „De Katholiek”, behalve zijn krachtig verweer tegen den aanval van Siegenbeek op het onderwijs aan de seminariën (1840) en „Bezadigd woord aan mijne welgezinde Protestantsche landgenooten” (1853), een waardig antwoord op de Aprilbeweging: „De Katholieken maken een politieke persoonlijkheid uit, die vrijheid vordert”. B. bezat ook veel talent voor teeken-, schilderen dichtkunst. Gedichten: Dithyrambe op het Allerheiligste; Bedegang (1845). B. was van geen enkel wetenschappelijk of letterkundig genootschap lid. Zijn poëzie, hoewel hij zich zelden verheft boven de rhetoriek haren dagen, spreekt op zéér krachtige wijze de godsdienstige gevoelens van den Katholiek uit in een tijd, waarin men met deze gevoelens in het openbaar niet de geringste rekening hield.

Lit.: P. Albers, Geschied, van het Herstel van de Hiërarchie in de Nederlanden (1903—’04); A. van Cooth, C. Broere (Ned. Biogr. Wdbk. I 1911); J. Witlox, De Katholieke Staatspartij (I 1919, II 1927); G. Brom, Herleving van de Wetenschap in Katholiek Nederland (1930); J. C. v. d. Loos, Geschiedenis van het Seminarie Warmond tot 1853 (Bijdr. voor de Geschied, van het Bisd. Haarlem XLVIII 1932). “de Haas

< >