Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Cornelis Matelieff de Jonge

betekenis & definitie

Admiraal van de vloot der Oost-Indische Compagnie en medeoprichter en bewindhebber dier Compagnie. * 1569 te Rotterdam, ✝ 17 Oct. 1632 aldaar. Met een vloot van elf schepen vertrok hij in 1606 naar Indië ter bevordering van den handel, maar had tevens opdracht tot het veroveren van landstreken, in de eerste plaats op de Portugeezen. Het volk, dat niet voor den krijg was aangeworven, verzette zich aanvankelijk, maar met beloften werd het tot andere gedachten gebracht.

De reis duurde tot eind 1608. In dien tijd werd Malaka, dat in handen van de Portugeezen was, belegerd in samenwerking met den radja van Djohor, van wien hij echter weinig steun had. Toen een Spaansche vloot tot ontzet kwam, moest M. het beleg opbreken.

De Sp. vloot werd verslagen; de naar Malaka gevluchte schepen werden door de Spanj. zelf verbrand. M. stuurde daarop drie schepen naar Ned. terug, en ging met de rest van zijn vloot naar Bantam, vandaar naar Ambonen ten slotte naar Temate, waar hij het fort Nassau stichtte en een verbond sloot met de Tematanen. Een tocht naar China om handelsbetrekkingen aan te knoopen had geen succes, waarop M.via Bantam metvijfschepennaar Ned. terugkeerde, met aan boord eenige Siameesche gezanten.

M. vestigde zich in Rotterdam, waar hij tot zijn dood vsch. hooge ambten bekleedde. Olthof.

< >