Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Copula

betekenis & definitie

Copula - 1° (muziek) middeleeuwsche vorm van coda of slotcadens aan het eind van een cantus firmus, als voornaamste melodie van een meerstemmige compositie.

2° Copula noemt men in de taalkunde het verbindingswoord, dat de relatie aanduidt, die bestaat tusschen subject en praedicaat, bijv. vader is postbode. Oorspronkelijk een pronomen, is de c. vormelijk een werkwoord geworden, zonder dit echter functioneel te zijn. De gewone c. is het woord „zijn” in zijn geheele vervoeging, maar ook andere woorden kunnen als c. gebruikt worden. v. Marrewijk 3° Copula of bindwoord heet, in de logica, het woord, dat in een zin de beide termen verbindt, die als subject en praedicaat dienen; het geeft aan, dat het verstand het objectief verband tusschen de begrippen, door die termen uitgedrukt, heeft erkend.

Lit.: J. Th. Beysens, Logica (31923). F. Sassen.

< >