Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Constitution civile du clergé

betekenis & definitie

Constitution civile du clergé - La, (afk. in dit art. C.) wet op de burgerlijke positie van den clerus.

Door de Fr. Constituante 12 Juli 1790 vastgesteld; 24 Aug. d.a.v. door Lod. XVI (met tegenzin) onderteekend; ontworpen door een comité ecclésiastique (Lanjuinais, Treilhard, Durand de Maillane e.a.), waarin staatsabsolutisme, Gallicanisme en Jansenisme overheerschten.

Inhoud. Het aantal bisdommen wordt van 135 tot 83 teruggebracht (waaronder 10 metropolitaanzetels) met dezelfde grenzen als de departementen; duizenden parochies opgeheven of in grenzen gewijzigd: gemeenten beneden 6000 inw. behielden er slechts één. Alle collegiale kapittels werden opgeheven, de domkapittels vervangen door een raad van 12 tot 16 vicaires épiscopaux, aan wier advies de bisschoppen in alle bestuurszaken gebonden zijn. De bisschoppen worden gekozen door burgers, die stemrecht hebben voor de dept.besturen, de pastoors door stemgerechtigden van het district (onderdeel van een dept.); ook niet-Kath. en atheïsten stemmen mee. Na bevredigend onderzoek omtrent leer en gedrag van den gekozen bisschop, verleent de metropolitaan hem de jurisdictie (ofschoon alleen de paus deze macht heeft). „De nieuwe bisschop mag den paus geen enkele bevestiging vragen, maar zal hem, als zichtbaar hoofd der Alg.

Kerk, zijn verkiezing melden, als bewijs van de eenheid en gemeenschap, die hij met den paus moet onderhouden” (titel II, art. 19). Dit art. tastte het pauselijk oppergezag aan, verbrak den band met Rome, verwekte een schisma en kon door Rome dus nooit worden aanvaard. De paus behield nog een eereprimaat, maar geen jurisdictie. De C. verving de pauselijke jurisdictie door volkskeuze en oppermacht der bisschoppen, hief het concordaat van 1516 op, trof de Kerk in haar hiërarchie, haar discipline en eenheid en verwekte, als uiterste consequentie van Gallicanisme, een schisma; en dat alles zonder Rome of episcopaat ook maar in het minst te erkennen.

Dertig bisschoppen verklaarden in hun Exposition des Principes sur la C. (geredigeerd door Boisgelin en ten slotte geteekend door alle Fr. bisschoppen op 4 na) sommige art. onaannemelijk, en dat zonder Rome geen oplossing mogelijk was. Toen de C. in de Constituante allang in behandeling was, verzocht de Fr. regeering den H. Stoel een goedkeuring binnen korten termijn, maar nog vóór Rome definitief kon antwoorden, werd de C. afgekondigd en toegepast. Door de wet van 27 Nov. 1790 dwong de Constituante alle bij zielzorg en onderwijs betrokken geestelijken tot den eed op de C., waardoor de onderhandelingen, door Pius VI toch nog begonnen, onmogelijk werden. Tot Febr. 1791 legde 45 à 48% van de geestelijkheid (ca. 27.000) den eed af (assermentés), van de 159 bisschoppen slechts 7. Na de veroordeeling van de C. door Pius VI (10 Maart en 13 April 1791) liep het aantal assermentés terug tot ca. 20.000, te veel om van gezonde toestanden te kunnen spreken.

Toch dreef de Constituante door; annexeerde het pauselijk gebied in Fr. (Avignon en Venaissin) en dwong de insermentés (niet-beëedigden) bisdommen en parochies aan de assermentés af te staan. Alleen dezen werden door den Staat erkend. De C. bracht dus geen scheiding van Kerk en Staat; wel scheiding en strijd tusschen Staat en Kath. Kerk.

24 Febr. 1791 wijdde Talleyrand (geldig, maar natuurlijk onwettig) 2 assermentés tot bisschoppen en gaf hun ook de jurisdictie. Het was zijn laatste handeling als bisschop. Hij leende zich hiertoe om te voorkomen, dat de Fr. kerk tot presbyterianisme zou vervallen (Mémoires, I, 135). Hij is dus de „peter” van de schismatieke kerk. Anderen zetten zijn werk door: April 1791 waren al 76 bisschoppen gewijd.

De C. was een onderdeel van de rijksgrondwet; verviel dus eigenlijk met haar (10 Aug. 1792, afzetting van Lod. XVI), maar in practijk bleef ze tot midden 1793 gehandhaafd. Het Schrikbewind begon ook de vervolging van de assermentés: uit vrees leverden ca. 18.000 (waaronder 23 biss.) hun wijdingsbrieven in, als bewijs dat zij hun roeping verzaakten; ca. 4000 (9 biss.) lieten zich dwingen tot een huwelijk. Anderen, bijv.

Grégoire, hielden fier stand. Na de Terreur beschouwde ook hij de C. opgeheven, maar trachtte „zijn” kerk te reorganiseeren als de „Gallicaansche”; vond in zijn strijd met de Katholieken steun bij het Directoire, maar de bevolking bleef Kath. en veel assermentés verzoenden zich met Rome. Na het Concordaat van 1801 dwong Napoleon de assermentés tot afstand, maar nam 12 hunner (na twijfelachtige herroeping) in het nieuwe episcopaat op. Pas omstreeks 1820 stierf het schisma geheel uit.

Gevolgen.

1° Ontstaan van een schisma.
2° De vervolging versterkt den band tusschen Rome en Kath., werkt dus indirect mee aan verzwakking van het Gallicanisme.
3° Lod. XVI keert zich voorgoed van de Revolutie af; vlucht kort daarna uit Parijs.
4° Door de C. trekken ook de Kath. zich terug; de Revolutie wordt van volkszaak partijbelang van een minderheid, die zich door geweld wil handhaven.
5° Contra-revolutionnairen steunen uit politiek motief het verzet der Kath.; verwarren den godsdienststrijd met den politieken en bezorgen de Revolutie daardoor aanleiding tot scherper vervolging (interneering van insermentés; hun verbanning buiten Fr. door de wet van 26 Aug. 1792; wie in Fr. bleef, werd verbannen naar Cayenne of geguillotineerd).
6° Vendée-oorlog en Chouannerie vinden hun hoofdoorzaak in het gewelddadig doordrijven van de C.
7° Kard. Bemis, Fr. gezant bij het Vaticaan, legde als insermenté zijn post neer. Zijn opvolgers werden door Pius VI niet erkend; de nuntius Dugnani verliet Parijs; behalve de kerkelijke, werden dus ook de diplomatieke betrekkingen tusschen Fr. en Rome verbroken.

Lit.: Sicard, La lutte religieuse (Parijs 1927); De la Gorce, Histoire religieuse de la Révolution française (I Parijs 1932); Mathiez (niet Kath.), Rome et le clergé français sous la Constituante (Parijs 1911). V. Claassen.

< >