Constantine - 1° het meest uitgestrekte der drie departementen van Algerië; opp. 87.500 km2, ca. 2.300.000 inw., waarvan ruim 150.000 Europeanen. Bergachtige streek, waar de rivieren diepe en smalle dalen hebben ingesneden, nl. de Chabbet el Akra en de IJzeren poorten; steile kust met geringe aanlegplaatsen.
De landbouw, die nl. wijn en vroege groenten uitvoert, is nog weinig ontwikkeld; maar de ondergrond is rijk aan ijzererts en aan phosphaten; men treft er cederwouden, met dennen en jeneverboomen aan; er wordt paarden-, runderen- en schapenteelt gedreven. Het departement omvat zes arrondissementen: Batna, Bône, Bougie, Guelma, Philippeville en Sétif.
2° Hoofdstad van het gelijknamig departement. Zeer eigenaardige ligging, in een kalkachtige bergstreek, aan een steil doorkorven rotskloof, waardoor de Rhoemel stroomt en waarover de El-Kantarabrug geslagen werd. Ca. 100.000 inw., waarvan 1/3 Franschen zijn. Het hoogste gedeelte, de Kasbah, dient thans tot garnizoensplaats. Zetel van een bisschop.
Spoorwegstation, autobusdienst. Belangrijk economisch en administratief centrum. Leder- en wolindustrie, waarvan Philippeville de haven is. V. Asbroeck.