Comte - 1° Adolf le, Hollandsch sierkunstenaar en architect ; * 1850, ✝ 1921. C. was jaren leeraar aan de Polytechnische school te Delft, bouwde in Delft het huis Lambert van Meerten in Oud-Holl. trant.
2° Auguste, Fr. wijsgeer, grondlegger van het → positivisme; * 1798 te Montpellier, ✝ 1857 te Parijs. Hij studeerde aan de Ecole Polytechnique en was van 1817—1824 secretaris van Saint-Simon; later leefde hij ambteloos. Hoofddoel van C. is: een nieuwe ordening van de samenleving; middel daartoe: de vooruitgang van den menschelijken geest in positieve richting, en de vorming van een wetenschap der maatschappelijke verschijnselen, de sociologie. Na de vroegere theologische en metaphysische stadia moet nl. de menschelijke geest zich in het positieve stadium enkel bezighouden met de waarneming der verschijnselen en de ontdekking van hun onveranderlijke betrekkingen of wetten, die de begrippen „wezen” en „oorzaak” in de wetenschap zullen vervangen. Alwat buiten de verschijnselen en hun wetten ligt, is louter vrucht der verbeelding. Met zijn stelsel van positieve wetenschap verbindt C. ook een „positieven godsdienst”, den eeredienst der menschheid, waarvan hij het ceremonieel nauwkeurig heeft omschreven.
Werken: Cours de philosophie positive (6 dln. 1830—1842); Système de politique positive (1851— 1854); Catéchisme positiviste (1852); Synthèse subjective ou système universel des conceptions propres a l’état normal de l’humanité (1856).
Lit.: E. Seillière, Auguste Comte (Parijs 1924); H. Gouhier, La vie d’Auguste Comte (Parijs 1931).
F. Sassen. Basis van alle weten is voor C. de rekenkunde; daarop moeten, naar de „hiërarchie der wetenschappen”, d.i. naar den graad van gecompliceerdheid, achtereenvolgens astronomie, physica, chemie, biologie en ten slotte sociologie, die alles tot één objectieve eenheid vereenigt, worden opgebouwd.