Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Comptabiliteitswet

betekenis & definitie

Comptabiliteitswet - wet tot regeling van het beheer en de verantwoording der rijksgelden. In Nederland is dit de wet van 21 Juni 1927 (Stbl. 259).

Men vindt daarin o.a. de regeling van de → begrooting van het rijk, van het dienstjaar, van het beheer der geldmiddelen van het rijk, van de Algemeene → Rekenkamer, van de rijksrekening, en de → verantwoording der rijksgelden.

Struycken. België. Voor staat en provinciën. Artikel 115 van de Grondwet eischt, dat ieder jaar de rekeningwet en de begrooting door de Kamers worden vastgesteld. Al de ontvangsten en al de uitgaven van het rijk moeten op de begrootingen en op de rekeningen voorkomen. De comptabiliteit van den staat wordt geregeld door de wet van 16 Mei 1846 en 29 Oct. 1846, gewijzigd door latere bepalingen (zie vnl. wet 13 Juli 1930).

Het financieel dienstjaar begint en eindigt met het kalenderjaar; de financieele verrichtingen van invorderingen en uitbetalingen kunnen echter tot 31 Oct. van het volgend jaar verlengd worden. De ontvangsten van elk dienstjaar gebeuren overeenkomstig de jaarlijksche en bijzondere wetten op de geldmiddelen. Het departement van Geldwezen centraliseert door inschrijving in de boeken en in de boekhouding van de algemeene thesaurie alle geldontvangsten ten bate van den staat. De jaarlijksche financiewet opent de noodige kredieten voor de beraamde uitgaven van een dienstjaar.

Elke onvoorziene kredietaanvraag moet de geldmiddelen aanduiden, om in de uitgave te voorzien. Het ministerie van Geldwezen laat geen enkel betalingsbevel door, waarvoor geen krediet regelmatig door de wet beschikbaar werd gesteld. Geen enkele betaling mag gebeuren buiten het departement om en zonder het voorafgaand visum en de betaalbaarstelling van het Rekenhof, tenzij de wet een uitzondering heeft voorzien.

Ter uitvoering van de wetten van 26 Juli 1921 en van 10 Juni 1922 werd in elk ministerie een boekhouding ingericht van de uitgaven, die gedaan worden op de toegekende kredieten. Agenten, die verantwoordelijk zijn tegenover het Rekenhof, werden aangesteld, om te zorgen, dat de kredieten niet overschreden worden. Alle schuldvorderingen welke [niet vereffend, uitbetaalbaar verklaard en betaald werden binnen een termijn van vijf jaar van de opening van het dienstjaar af, zijn onder voorbehoud van zekere uitzonderingen verjaard en bepaald tenietgedaan ten gunste van den staat.

In den loop van het eerste kwartaal van elk jaar deelt de minister van Geldwezen aan de Kamers en aan het Rekenhof den algemeenen rekenstaat van het verloopen dienstjaar en den voorloopigen toestand van het loopend dienstjaar mede, met bijvoeging der noodige bewijsstukken. Elke ontvanger of rekenplichtige van een openbaar bestuur geeft jaarlijks en vóór den 1en Maart rekenschap van zijn beheer aan het Rekenhof.

De instelling van het Rekenhof werd voorzien door art. 116 der Grondwet en ingericht door de organieke wet van 29 October 1846, gewijzigd door latere bepalingen. De wet van 15 Mei 1846 heeft in art. 7 de bepalingen, vastgelegd voor de begrootingen en de rekeningen van den staat, insgelijks toepasselijk gemaakt voor de provinciën.

De Nationale Bank van België , welke den vorm heeft aangenomen van een naamlooze maatschappij met aandeelen, doet kosteloos den dienst van kassier van den staat (wetten van 10 Mei 1850, 20 Mei 1872, 20 Maart 1900 en 26 Febr. 1926; K. B. van 30 Oct. 1926, 14 Jan. 1927).

Voor comptaliteit der gemeenten, → Gemeente.

[i]V. Boon.[/i] In Ned. Indië regelt de c. de wijze van beheer en verantwoording der geldmiddelen van Ned.-Indië en vertrouwt de Algemeene Rekenkamer in Ned.-Indië het toezicht daarop toe (Wet 23 April 1864). Deze wet is herhaaldelijk gewijzigd, o.a. in 1912 (Stbl. nr. 459), toen aan Ned.-Indië rechtspersoonlijkheid alsmede bevoegdheid tot het aangaan van geldleeningen werd toegekend, waardoor een vermogensrechtelijke scheiding tusschen Ned. en Ned.-Indië tot stand werd gebracht. Vervolgens bracht de wijziging van 1917 (Stbl. nr. 521) de voorloopige vaststelling der Indische Landsbegrooting door den gouverneur-generaal in overeenstemming met den pas (1916) ingestelden Volksraad met definitieve vaststelling bij de wet.

De wet op de Staatsinrichting van Ned.-Indië (K. B. 13 Juli 1925, Ned. Stbl. nr. 328, Ind. Stbl. nr. 448, laatstelijk gewijzigd Stbl. 1929 nr. 487) nam de bepalingen der c. betreffende de begrooting in hoofdstuk IV over. → Begrooting.

Damen. Belg. Kongo. Art. 1 der Koloniale Wet van 18 October 1908 beschikt, dat het actief en het passief van België en van zijn kolonie gescheiden blijven. De regels der Belgische comptabiliteit zijn dus op Kongo niet toepasselijk. De algemeene rekening der kolonie wordt door het Rekenhof nagezien, en desgevallens met opmerkingen aan de wetgevende Kamers ter goedkeuring overgemaakt.

In uitvoering van een decreet van 6 October 1885 is de algemeene gouverneur bevoegd om de regels der koloniale comptabiliteit vast te stellen. De bank van Belgisch Kongo is met de thesaurie der kolonie belast.

De Jonghe.

< >