Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Communie-riten

betekenis & definitie

Communie-riten - religieuze ceremonies, waarin heilige spijzen en dranken of zelfs, naar de overtuiging der geloovigen, de god zelf genuttigd wordt. Voor de Christelijke Communie, ➝ Communie; Eucharistie.

In de heidensche godsdiensten kunnen op de eerste plaats vermeld worden godsdienstige maaltijden, vooral in verband met een offer, waaraan de god geacht wordt mee aan te zitten met de offerschenkers. Onder de heilige spijzen en dranken zijn vooral bekend het soma der Oude Indiërs en het ha oma der Oude Perzen, het brood en levenswater der Babyloniërs, de nectar en de ambrosia der Grieken. In deze gevallen is echter nog geen sprake van het nuttigen van een god. Als zoodanig heeft men den totemistischen communiemaaltijd doen doorgaan (➝ Totemisme), maar het is nu wel bewezen, dat men hier te doen heeft met een magische ceremonie, waarin men zich de kracht van het totemdier, dat niet als goddelijk vereerd werd, trachtte eigen te maken, omdat men de levenskracht van de groep met het totemdier verbonden achtte. In verband met verschillende oogstfeesten kan ook op het gebruik gewezen worden een dier of een mensch te offeren en te nuttigen, waarin de demon van den wasdom der planten geïncarneerd gedacht werd.

Het geloof in de mogelijkheid een god te nuttigen vinden we uitgedrukt in Egyptische teksten. Zeer treffend zijn twee riten, die bij de Oud-Mexicaansche Azteken voorkwamen: krijgsgevangenen, voor een offer bestemd, kregen den naam en de eerbewijzen van den god Tezcatlipoca tot op den dag, dat ze ter dood werden gebracht en door de aanbidders van den god werden genuttigd; met de Winterzonnewende werd het feest teoqualo (= god wordt gegeten) gevierd, dan werd een beeld van den god Huitzilopochtli gemaakt uit een deeg van verschillende graansoorten en kinderbloed, terwijl het geraamte uit acaciastokjes gevormd werd; daags na het feest stak een priester, die de rol speelde van den god Quetzacoatl, met een pijl met vuursteenpunt dwars door de borst van het beeld, sneed er dan het hart uit, dat de koning nuttigde, terwijl de rest in kleine stukjes gesneden en onder geheel de bevolking verdeeld werd; zelfs de mannelijke kinderen in de wieg kregen hun deel. Om de bedoeling van deze riten duidelijk te maken, zou de beteekenis van den Mexicaanschen zonnecultus moeten uiteengezet worden, die meer bestond in een zich toeëigenen van de kracht der zon of in het versterken harer kracht door magische riten dan in een godsdienstige vereering. Daaruit blijkt, hoe de diepere beteekenis dezer riten totaal verschilt van de diepere beteekenis der H. Eucharistie.

Van een historische afhankelijkheid is hier geen sprake. Deze zou dan trouwens eer aan den kant van de Mexicaansche dan van de Christelijke rite zijn.

Met veel nadruk hebben de moderne godsdiensthistorici op de gelijkenissen tusschen de communieriten in de Hellenistisch-Oostersche mysteriën en de Christelijke Eucharistie gewezen, maar hoe nauwkeuriger deze mysteriën bestudeerd werden, hoe meer ook de gelijkenissen tot enkele oppervlakkige uiterlijkheden herleid werden, zoodat van een historische afhankelijkheid geen sprake kan zijn. Hoogstens kan men zeggen, dat in deze mysteriën enkele algemeen-menschelijke strevingen tot uiting komen, die als in een vage schaduw benaderden, wat in de H. Eucharistie werkelijkheid werd.

Het drinken van den kukeon, een mengsel van water, gerstenmeel en polei te Eleusis, was feitelijk niets anders dan een navolging der godin Demeter, die zich, na haar vasten, versterkte met dien voedzamen drank. Verbonden met de andere ceremonies, die een zalige onsterfelijkheid moesten verzekeren, kan deze rite aan hetzelfde doel meewerken, maar van een nuttigen der godheid is geen sprake. Waarin de heilige maaltijd in de mysteriën van Attis en Cybele bestond, is niet uitgemaakt. Hoogst waarschijnlijk maakte hij deel uit van de inwijdingsrite, die aan de ingewijden welvaart hier en een gelukkig bestaan in het hiernamaals waarborgde.

Ook hier geen sprake van het nuttigen van den god Attis. In de mysteriën van Mithra bestond de heilige maaltijd uit brood en water. Door deelneming aan deze rite verwierf men niet alleen stoffelijke welvaart, maar ook wijsheid en kracht in den strijd tegen de booze geesten en glorierijke onsterfelijkheid. Hier is evenmin eenige grond aanwezig, om aan te nemen, dat de geloovigen van Mithra meenden de substantie van Mithra te nuttigen.

In den eeredienst van Dionysus kwam de zgn. omophagie voor, d.w.z. het eten van rauw vleesch. Het is niet uitgesloten, dat het verslinden van het rauwe vleesch van den stier van Dionysus oorspronkelijk als een theophagie (het eten van den god) werd opgevat, omdat men dacht, dat de vruchtbaarheidsgod Dionysus in den stier geïncarneerd was, maar ten tijde van het Christendom kende men die beteekenis niet, de rite werd beschouwd als een navolging van Dionysus Omophagus (Dionysus, de rauwvleescheter) of misschien ook als een soort drama, waarin het tragisch einde van Dionysus Zagreus, onder de gedaante van een stier door de Titanen verscheurd, werd herdacht.

Zoo steken deze communie-riten in hun nuchtere werkelijkheid scherp af bij de Christelijke Communie in haar diepe godsdienstige beteekenis. Zij zijn dan ook niet de bron geweest, waaruit de H. Eucharistie is ontsproten. Deze is ontsproten uit het liefderijke hart van den God-Mensch, die zijn leven gaf aan het kruis tot zaligmaking der wereld en overvloedig vervulde, wat de menschheid in haar stoutste droomen ooit durfde verwachten.

Lit.: W. Goossens, Les origines de l’Eucharistie. Sacrement et sacrifice (1931, 252-323 ; met rijke lit. opgave; Katholiek); J. Coppens, Le mystère eucharistique et les mystères paiens. Le canon de la Sainte Messe est-il une célébration de mystère ?, in Cours et Conférences des Semaines Liturgiques (VII 1929,123-134; Katholiek); J. G. Frazer, The Golden Bough (31911—1915; rijke verzameling van feiten, maar besluit al te gauw tot analogieën en afhankelijkheid); B. Heigl, Antike Mysterienreligionen und Urchristentum (1932; goede samenvatting der laatste studiën, aan het probleem gewijd; Katholiek).

Bellon.

< >