Codicil - → Codicillus. Onder olographisch codicil verstaat men in het Ned. Recht het onderhandsche, geheel door den erflater eigenhandig geschreven stuk, door hem onderteekend en gedagteekend, waarbij deze zonder verdere formaliteiten, dus zonder tusschenkomst van den notaris, die bij testamenten wel vereischt is, beschikkingen na doode kan treffen, doch alleen en bij uitsluiting: ter aanstelling van executeuren, ter bestelling van begrafenis, tot het maken van legaten van kleederen, lijftoebehooren, van bepaalde sieraden en van bijzondere meubelen, welke dus elk apart moeten worden vermeld.
De herroeping van een dergelijk codocil kan op dezelfde wijze onderhands geschieden. Wanneer zoodanig codicil na het overlijden van den erflater gevonden wordt, moet het worden aangeboden aan den kantonrechter, die het stuk zal openen en proces-verbaal zal opmaken van de aanbieding en van den staat, waarin het zich bevindt; daarna zal hij het aan een notaris ter hand stellen, die het onder zijn minuten zal bewaren (vgl. art. 982 en 983 B. W.).
Dunselman.
Belg. Recht. Wat in Nederland c. wordt genoemd, is in België een eigenhandig testament: ieder kan hier over al of een deel van zijn goederen beschikken door een eigenhandig testament, d.i. een testament dat met de band van den erflater geheel geschreven, gedagteekend en geteekend is (art. 969 en 970 B. W.). De naam c. wordt voorbehouden voor bepalingen, die een eerste testament aanvullen, en het c. is aan dezelfde vormvereischten onderworpen als het testament zelf, indien het de beschikkingen daarvan wijzigt, of nieuwe beschikkingen bevat.
V. Dievoet.