Cochleus - (eigenlijk Dobeneck), Johannes, Humanist en verdediger der Kath. Kerk, vooral tegenover Luther; *1479 te Wendelstein (cochlea = wenteltrap, vervormd tot cochleus) bij Schwabach, ✝1552 te Breslau. Na studie te Neurenberg en Keulen maakte hij reeds als rector der S. Lorenzkerk te Neurenberg naam door de uitgave van practische leerboeken. In Ferrara ontving hij den doctorstitel en de priesterwijding. Als zielzorger te Frankfort a. M. kwam hij een oogenblik onder de bekoring van Luther, maar de banbulle (1521) maakte hem tot zijn beslisten tegenstander.
In 1539 werd hij domheer in Breslau. Hij nam deel aan bijna alle rijksdagen en godsdienstgesprekken, werkte mee aan de Confutatie van de Augsburgsche Confessie en schreef zeer veel tot verdediging van het Katholicisme, o.a. de Commentaria de actis et scriptis M. Lutheri 1549 (niet zonder overdrijving en door partijdigheid vertroebeld). Hij vond in een bibliotheek te Bologna het beruchte traktaat van Laurentius Valla over de Donatio Constantini, dat door Hutten gretig werd gepubliceerd en door Luther toegejuicht. C. leed onder het daardoor veroorzaakte schandaal, evenals onder Luther’s doodzwijgen van zijn werken.
Ter weerlegging der kettersche hervormers van zijn tijd, gaf C. nog een groep oude geschriften in druk uit, de liturgie betreffende, een voorbeeld, dat sinds dien door meerderen is gevolgd: „Speculum antiquae devotionis circa Missam et omnem alium Cultum Dei ex antiquis auctoribus”.
L i t.: biographie van A. Herte, Die Lutherbiographie des J. C. (1915); P. Polman, L’Element historique dans la Controverse religieuse du XVIe siècle(1932). Wachters.